te zitten, om haar niet te vervaren. Om doet dus hier denzelfden dienst als zonder, voor en na.
Op welke wijze men nu ook het ontstaan der beknopte bijzinnen beschouwt, om, zonder, voor en na zijn altijd voorzetsels.
Wordt de infinitief met te opgevat als naamwoordelijke infinitief, dan is hij een substantief en staat onder de beheersching van om, zonder, voor en na en deze woorden zijn dus voorzetsels.
Stelt men dat de zinnen, aanvangende met zonder (dat), voor (dat), na (dat) en om (dat), bestaan uit een voorzetsel met eenen zelfstandigen bijzin, die met dat begint; of beschouwt men dat als aanwijzend voornw., waarvan de beteekenis door de woorden achter dat, wordt uitgedrukt; altijd doen toch de woorden om, zonder, voor en na denzelfden dienst. Zij verliezen alle in den beknopten bijzin de voegwoordelijke natuur, die zij in den volledigen bijzin door den invloed van het relatief partikel dat vertoonen, en blijven voorzetsels.
Op blz. 53 onder no. 9 leest men verder dat dood in ‘Ik schiet den haas dood’, noch bijvnw., noch bijw., maar slechts een deel der samenstelling doodschieten is. 't Moet echter toch als deel dier samenstelling tot eene of andere woordsoort behooren, en als zoodanig is 't bijvnw. 't Is waar, dat dood en blauw geen eigenschappen van den haas en de deur zijn, die zij gedurende het schieten en het verwen vertoonen; maar 't is ook waar, dat dood en blauw eigenschappen van den haas en de deur worden, tengevolge van het schieten en het verwen. Daar nu blauw in ‘De deur wordt blauw’ evengoed een adjectief is als in: ‘De deur is blauw’, zijn ook dood en blauw in de genoemde zinnen bijvnw. Beide woorden zijn bepalingen van gesteldheid en drukken eene eigenschap uit, die het onderwerp tengevolge der werking vertoont.
't Zou echter ook mogelijk kunnen zijn, dat dood in doodschieten, doodslaan een substantief was, evenals stuk in stukslaan en stuksnijden. Stukslaan toch is ontstaan uit het Mnl. te sticken slaen dat voorkomt in.
Die wolf sloech te sticken ende scoert. Esop. 2 vs. 17. Te sticken slaen werd achtereenvolgens tsticken slaen, tstickslaen, stickslaen, stukslaan; het voorzetsel viel dus weg evenals in scheepgaan van te schepe gaen, weggaan van an weg gaan. Dit nu kan ook geschied zijn met te doot in te doot slaan, eene uitdrukking, die eveneens in 't Mnl. voorkomt en in dat geval zou dood in doodslaan en doodschieten ook substantief zijn.
Van Helten noemt echter dood in dood slaan adjectief. Nederl. spraakkunst. 3e druk 1e deel §§ 58. c.