I. Terwijl. Oorspr. te dier wijle = in dien tijd. Vanwaar nu de voegwoordelijke kracht? Alleen door de invoeging van een betr. voornw.: ‘De rechters hebben aandachtig geluisterd’ en ‘de advokaat sprak terwijl zijn pleidooi uit,’ worden dan aldus verbonden: ‘De rechters hebben aandachtig geluisterd te dier wijle, dat de advokaat zijn pleidooi uitsprak,’ enz.
II. Wat is een hendiadys? Letterlijk één-door-twee (hen = één, dia = door en dys, afgekort van dyoin, twee). Voorbeeld: Zeghel ende brief, voor ‘gezegelden brief,’ enz.
III. Binden, bond, bonden, gebonden, Oudt. binden, band, banden, gebonden, vanwaar thans de o? van gebonden overgebracht op band, banden, enz.
De geleerde schrijver heeft zich hier klaarblijkelijk vergist. Ziehier een paar Mnd. plaatsen uit vele:
Alexander VI 853 Bider trouwen, die ic vant ane u.
Alexander VI 1086 Nochtan dat sine siden bonden (nochtans bonden zij hem later).
Men ziet dus: |
binden, |
bant, |
bonden, |
gebonden |
|
|
vinden, |
vant, |
vonden, |
(ge)vonden |
|
|
smelten, |
smalt, |
smolten, |
gesmolten |
|
|
werden, |
wart, |
worden, |
geworden, |
enz., |
zoo |
luidde de oude vervoeging. Vandaar ook bij de werkw. met opgeschoven praet, bijv. onnen: ic an, du ans, hi an, wi onnen, ghi onnet, si onnen; ic can, du cans, hi can, wi konnen, ghi connet, si connen, enz.
De klinkers waren dus onvolkomen e of i, onvolkomen a en onvolkomen o. De gelijkwording van de klinkers in het impft is, dunkt mij, zeer eenvoudig hierdoor te verklaren, dat de o van het mv. de a van het enkelvoud verdrong. En waarom moest nu juist het mv. dien invloed uitoefenen? Omdat het enkelvoud reeds zeer vroegtijdig slechts twee vormen en het meervoud er drie kende; du bants verdween en werd vervangen door ghi bondt, en ziedaar in het enkelvoud reeds ééne o binnengeslopen en de twee andere personen volgden spoedig.
In het Hd., waar du bleef, had juist het omgekeerde plaats; daar heeft de a van het enk. den klinker van het meerv. verdrongen.
Eenige vragen werden grondig beantwoord door K.