Wrochten.
(N. en Z.V. bl. 217).
Dit werkwoord is een nienw woord, van niet onberispelijke vorming. Immers het is ontstaan uit het zelfstnw. gewrocht met afwerping van ge. Op deze wijze maakt onze taal geen denominatieven.
Prof. van Helten verklaart het op die wijze in zijne Nederl. Spraakk. 2e Stuk bl. 170, § 7). Men kan wrochten toch niet vergelijken met gebruiken, indien dit laatste ten minste ook een denominatief is. Hiervan is de stamboom: 1. bruiken (in bruiken, bruikleen, bruikbaar), 2. het gebruik, 3. gebruiken. Van die regelmatige vorming wijkt wrochten geheel af.
Enkele schrijvers bezigen wrochten, bijv. Dr. Nuyens en A.W. Stellwagen in de Blibliotheek bl. 9. Kiliaan heeft het nog niet; evenmin C. Tuinman in de Fakkel der Nederd. Taal 1722.
H.
J.E.t.G.