Noord en Zuid. Jaargang 5
(1882)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
Eenige plaatsen uit den ‘Reinaert’.Een beoefenaar der Nederlanderlandsche taal- en letterkunde wenscht eenige minder duidelijke plaatsen uit den Reinaert in dit tijdschrift te zien opgehelderd. Gaarne willen we aan dit verzoek voldoen, te meer omdat we vertrouwen daardoor aan het verlangen van velen te gemoet te komen, die in hunnen kring de gelegenheid, door anderen geholpen te worden, missen, of wier bibliotheek ontoereikend is hunne weetgierigheid te verzadigen.
Vs. 295, vgg. Koning Nobel houdt rechtszitting. Van alle kanten komen klachten in over de snoodheid van Reintje den Vos, die door zijn neef Grimbaard den das trouw wordt verdedigd. Terwijl de laatste nog aan het spreken is, komt CantecleerGa naar voetnoot1) ‘ghevaren, Ende (die) brochte, up ere bare,
Ene dode hinne, hiet Coppe,
Dier (= aan wie) Reinaert hadde bi den croppe
Hooft ende hals afghebeten.
Dit moeste nu die coninc weten.
Cantecleer quam vore gaende,
Sine vederen sere slaende.
In wedersiden vander bare
Ginc ene hane wide mare (van verre beroemdheid):
295[regelnummer]
Die een hiet (= heette) CantaertGa naar voetnoot2)
Daer wilen (vroeger)Ga naar voetnoot3) na geheten waert
Vrouwe Alenten goede hane.’
Dat is: Naar wien wijlen de edele haan van Mevrouw Alente (Adelent, Adelinde, Adelheid - zie Willems) genoemd was. Wilen is een datief pluralis, die ‘bij tijden, soms’ beteekent en tevens ‘in vorige tijden, voorheen’. OHd. huilôm, later wilôn, MNed. wilen, NHd. weiland. - Vrouwe is ‘eene aanzienlijke dame’, ons ‘Mevrouw’; vrouw luidde toen ver. - Alenten is genetief singularis, die als gen. bepaling vóór het subst. geplaatst is. - Goed is sterker dan ons hedendaagsch woord en bet. ‘dapper, edel’. | |
[pagina 73]
| |
De aanklacht van Cantecleer bestond hierin: Met zijne acht zonen en zeven dochters was hij door sterke muren en krachtige honden tegen Reinaarts aanvallen beveiligd. Dit verdroot den slimmen vos en om aan zijne vraatzucht te voldoen wist hij door list de hoenders buiten het park te lokken. ‘Here Cantecleer’, zoo sprak hij, ‘Nu moghedi wel vorwaertmeer (voortaan)
Van mi sonder hoede leven:
Ic hebbe bider stole (niet: scole) vergeven
Al vleesc ende vleescsmout.
Ic bem vortmeer (nu) so out,
Ic moet miere siele telen.
Gode willic u bevelen!
Ic ga daer ic hebbe te doene:
Ic hebbe middach ende noene
Ende prime te segghene van den daghe.
Doe nam hi neven ere haghe
387[regelnummer]
Sinen wech, ende tien ghescede
Ghinc hi lesen sinen crede.’
d.i. ‘Toen vervolgde hij langs een haag zijn weg en begon zijne geloofsbelijdenis optezeggen.’ Crede is het Lat. credo (credo Pater, credo Mater), ik geloof, en werd, als subst. gebruikt voor ons ‘geloofsbelijdenis.’ - Lesen, ook wel lesen ende singhen, was de epische formule voor ‘zeggen, spreken’. - Gesceet, ghesceit bet. ‘het scheiden’ en tien staat voor te dien, bij het. - Wat beteekent bider stole vergheven?Ga naar voetnoot1) Niets anders dan ‘onder de stool eene plechtige gelofte doen, dat men van de eene of andere zaak afstand doet’.
Tot de treken van Reinaert behoort ook de volgende: Isengrim, den wolf, deed hij kruipen in den spiker (= provisiekamer) van een priester, waar het vraatzuchtige dier zich zoo te goed deed, dat hij niet kon ‘comen uut, daer hi was comen hongherich in’. Toen ging Reinaert den priester waarschuwen, dat de wolf in zijn voorraadschuur woedde. ‘(Hi) liep al daer die pape sat
Te siere taflen ende at.
Die pape hadde een cappoen:
Dat was dat alrebeste hoen
| |
[pagina 74]
| |
Dat men vant in al dat lant:Ga naar voetnoot1)
1540[regelnummer]
Hi waes gewent al toter hant.’
d.i. hij was dat steeds zoo gewoon. - Waes = was des (dat) - Toter hant is ‘tot thans’
Na een paar mislukte pogingen om Reinaert aan 's konings hof te doen komen, gelukt het eindelijk aan Grimbaert hem mede te troonen. Onder weg ziet Reinaert een koppel hoenders. Daaronder bevond zich een haan ‘die harde vet was ende jonc; Daer na gaf Reinaert enen spronc,
So dat dien hane die plume stoven.
1718[regelnummer]
Grimbert sprac: ‘Ghi dinct mi doven,
Onsalich man, wat wildi doen?’
d.i. Gij lijkt wel stapelgek! Ongelukkige, wat wilt ge doen? - Ghi dinct mi beteekent ‘gij schijnt mij toe’, en doven (Kiliaen dooven) is ‘razen, stapelgek zijn’, Hd. tauben.
Wij raden allen, die ‘den Vos Reinaert’ met vrucht willen lezen, daartoe de uitgave van dr. Jonckbloet te gebruiken en dien tekst te verbeteren naar de ‘Reinaerdiana’ van J. Verdam, die te vinden zijn in de eerste aflevering van het tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde, 1881. T.v.L. |
|