Noord en Zuid. Jaargang 4
(1881)– [tijdschrift] Noord en Zuid– Auteursrechtvrij
[pagina 262]
| |
Sprokkelmaand.'t Is jaren geleden, dat ik in een taalkundig werkGa naar voetnoot1) vond medegedeeld, dat Sprokkelmaand zou afgeleid zijn van sprout-kole-maand = spruitkoolmaand, omdat de overgebleven koolen alsdan beginnen uit te spruiten. Ik onthield die afleiding, zonder daarover na te denken. Na mijne benoeming tot Archivaris dezer gemeente, houd ik mij dikwijls onledig met het nalezen van de oude charters en andere documenten, welke in 't archief berusten en waarvan het oudste den eerwaardigen ouderdom bereikt heeft van 680 jaar. Vele dier stukken zijn in 't Latijn of Fransch, maar er zijn er eenige in 't Vlaamsch en daaronder zeer toevallig drie, die gedagteekend zijn uit Februari. 't Oudste, handelend over 't maken ‘van eene engiene van de huurclocke binnē der stede van Ardemburgh, die hanghet in den noordre tor van onser Vrauwe Kerke’ eindigt aldus: ‘Dit was ghedaen Int Jaer ons heēn m.ccc. zeuene en neghentich up de thienste dagh van Spuercle.’ Het tweede, waarbij Alexanders van Rheynghervliete voor Burgemeesters en Schepenen zijne goederen vermaakt aan ‘thof ende hospitael van zente Janshuus, ghestaen In Ardenborgh’, sluit met de volgende dagteekening: ‘Dit was ghedaen Int Jaer ons heēn dusentich vierhondert viue ende twintich den zevensten dach in spurkle. Het derde, eene beslissing in een geschil tusschen Zegen den Backe, Burgemeester van de courpse te Aardenburg en 't Vleeschhouwersgilde, draagt tot dagteekening: ‘den x sten dach van sporcle m. cccc. xxvj.’ Na 't lezen van deze drie dagteekeningen kwam mij de spruitkool onwillekeurig voor den geest en ik verwonderde mij over de wonderlijke metathesis, die de r van sprout deed verspringen achter den vocaalklank in spuercle of sporcle, om in Sprokkelmaand weder naar hare oude plaats terug te keeren. Terwen i.v. kool zegt: ‘Hiertoe behoort waarschijnlijk het eerste gedeelte van sprokkelmaand, verbasterd uit sproutcawl (angels, cawl = kool). Hij hielp me dus aangaande de wonderlijke metathesis niet te recht en ik wendde mij tot Bilderdijk, die sprokkelen verklaart brokkelen met voorgevoegde s, die eene ontkenning uitdrukt. Sprokkelmaand zou dus de maand zijn, waarin men in 't bijzonder afgebroken takken bij elkaar verzamelt, en wel in zoo groote | |
[pagina 263]
| |
hoeveelheden, dat die werkzaamheid aan eene maand haar naam heeft geschonken. Ook die afleiding laat me zitten voor de dubbele metathesis, om nog te zwijgen van de ongerijmdheid, dat juist in Februari 't sprokkelen meer in 't oogvallend zou plaats hebben dan in November, December en Januari. April heet Grasmaand, omdat het gras dan zijne groene kleur terugkrijgt en begint te groeien; de namen Bloeimaand, Hooimaand, Oogstmaand, Wijnmaand, Slachtmaand, wijzen op de eigenaardige werkzaamheden, welke in de aldus genoemde maanden verricht worden of op natuurtoestanden. Met Februari = sprokkelmaand moet het, zoo redeneerde ik, op soortgelijke wijze zijn gegaan en ik nam den Almanak van den Zeeuwschen landman ter hand, om te zien, of die mij ook op 't spoor kon brengen van 't geen in Februari al zoo bijzonders voorvalt. En waarlijk die heeft me op 't pad geholpen. Onder allerlei dingen, die in Februari zoo al plaats hebben, vind ik in dien almanak opgeteekend: De hazelaar bloeit. De abeel bloeit. De els bloeit. Deze drie boomen en struiken behooren tot de familie der katjesdragenden (amentaceae) en worden in Nederland, zoowel Noord- als Zuid, overal gevonden. Hun vroege bloei is de eerste aankondiger van de Lente en moet daarom noodzakelijk indruk gemaakt hebben op de spraakmakende gemeente. Tegen de katjes van hazelaars, van elzen, abeelen, populieren zegt men in Aardenburg sparkels, in 't Noorden van Vlaanderen sporkels. Zou 'k zoo geheel en al den bal misslaan als ik aanneem, dat van 't woord sporkel, dat vroeger ongetwijfeld sporkele is geweest, de naam sporkelemaand, door metathesis sprokkelmaand, is afgeleid? 't Zou mij zelfs niet verwonderen, dat dit sparkel of sporkel in verband staat met het woord sparckelen door Kiliaan opgegeven als scintillare, en in 't Engelsch nog steeds in gebruikGa naar voetnoot1). G.A. VORSTERMAN VAN OIJEN. Aardenburg, 16 April 1881.
We erkennen gaarne, dat deze afleiding veel aannemelijks heeft. De sporck is bij Kil. ‘alnus nigra, els’; sporkel beteekent dus ‘de vrucht van dezen boom’, evenals eikel de vrucht van den eikeboom beduidt. | |
[pagina 264]
| |
Naar aanleiding van spruitkool, sproutcawl en sbrokkelen kunnen we niet nalaten hier nog eene etymologie bij te voegen, die ouder is dan den pruikentijd, maar in dwaasheid voor dezen niet behoeft onder te doen. Ze is van Kiliaan zelf: Spor-kelle, mensis quo frigoris vestigia adhuc apparent: maand, waarin de sporen van de koude nog te voorschijn komen; derhalve: Spoor-kille. We laten deze afleidingen voor wat ze zijn, doch wenschen nog eenige opmerkingen in het midden te brengen, die wel overweging verdienen. Onder de zaken, die op de kerkvergadering van Leptines (thans Estines in Henegouwen) in 743 werden vastgesteld behoorde ook een ‘indiculus Superstitionum et Paganiarum’, d.i. aanwijzer van het bijgeloof en van de heidensche gebruiken. § III van dien aanwijzer luidt: De spurcalibus in Februario. De spurcalia, dat duidelijk de Lat. vertaling van sporkel is, waren derhalve heidensche feesten, die in de maand Februari gevierd werden. Het blijkt dus, dat de oudheid van het woord opklimt tot den tijd der mythologie. Die gebruiken hebben zich intusschen eenigszins gehandhaafd. ‘Op St. Valentijn liepen de jongelingen rond met brandende fakkels, om zich een meisje tot toekomstige vrouw te zoeken of op te sporen. Dit gebruik schonk in Frankrijk den naam van Dimanche des brandonsGa naar voetnoot1) (dominica de brandonibus) aan dien dag; hetzij men hier bij spurcalibus en sporkelmaand denke aan den wortel spur,Ga naar voetnoot2) spor (in speuren, opsporen), of dat men denke, dat het fakkelhout vooraf gesprokkeld zij.’ Aldus Budding in zijn Westland. ‘Valentin: futur époux; celui qu'on signifiait à une fille, le jour des brandons; - qui, dès qu'elle étoit promise, se nommait Valentine.’ Roquefort, Gloss. in voce. ‘Volgens de Noordsche mythologie werd in de maand Febr. Haudr, de wintergod, op den brandstapel gelegd, waarvoor het hout gesprokkeld werd, en dit alles ter eere van Freya; toen de geheele Freya-dienst op den Maria-dienst werd overgebracht, werd deze laatste plechtigheid door Maria-lichtmissen vervangen.’ Aldus Buddingh t.a.p. Dit staat inmiddels volgens den bovengenoemden indiculus vast, dat sporkelmaand beteekent ‘maand, waarin de sporkelfeesten gevierd werden’; dat die feesten uit fakkel-optochten en uit lichtfeesten bestonden staat insgelijks vast, en dat hiertoe gesporkeld (d.i. gesprokkeld) hout noodig was, ligt voor de hand. Zonder hierin reeds eene beslissing te willen nemen, komt het | |
[pagina 265]
| |
mij veel waarschijnlijker voor, het woord sporkel, els of katje der elzen, op te vatten als ‘boom, die in Februari, in de Sporkelmaand’ bloeit. Dat sprokkel hetzelfde is als sporkel blijkt daaruit, dat bij Kiliaan reeds beide woorden met dezelfde beteekenis voorkomen. Tusschen sporkel en sparkelen bestaat niet het minste verband het laatste is het Lat. spergo, ik sprenkel, en heeft aan het laatstgenoemd woord de geboorte gegeven. |
|