lusten: brood en koeken, gekookte patatten en maling, haver en boonen, nu, een heele menu, die goed afwisselt.
O! ze zijn er gelukkig en zoohaast het volk de stalling verlaat, komen die peuzelaars van den dilte af en loopen ze langs de muren, lijk tooveressen. Ze staan mooi, tusschen de hoorns van de koeien: doen hun toilette en scheren hun baard, langs de ooren van den stier; loopen koers van ends-en-ends Blare's ruggebeen; knagen in de zachte hoorntjes van de veerzen en smullen ondertusschen wat in de etenbakken.
Leute hebben ze er bij de voere, tot de staldeur plots opengaat en dan... roef! weg, met dertig, veertig, honderd, al over steert en kop van de liggende koeien en langs de muren op, in het diltestrooi.
't Gebeurt toch, dat ze door de groote welligheid bedrogen, in slape vallen en er te blazen liggen van goedagen op de slapende koeien en dan komt de boer, of iemand el, en hij grijpt die stouterikken bij hun vel en smeert ze den kop tegen de schorrene slieten.
Ratten heutelen ook geerne met konijns; in koud weer kruipen ze in de wollige nestjes, bij de jongskes en als moere haar kleintjes laat zuigen, lokken ze mede met de bende - zeggen de konijnekweekers.