- O! gilden de late kermisvierders die milde van die spetteringe deelden.
Leontine stond van onder tot boven gepateeld.
- Smeerlappen! siste ze met verkropte woê, het hollend getuig bedreigend den vuist nastekend.
- 't Zijn Loridans, zei Lieske, ze komen van Oostende!
Zonder verdere ongemakken dropen ze binnen. Marguerite deed de gas vlammen en de algemeene ontzeiling begon. Alhier vloog een hoed, aldaar plofte een jas, ginder zwinkelde een rok, verder een lijf en in de weerdij van vijf minuten lag alles hoop over 's hoop, erger nog dan in de nevenkamer. Het eene paar schoenen na het andere robbelde onder de stoof en de grond was nat en vuil van het water en het slijk dat ze van buiten meebrachten.
Leontine trok eene van de eersten naar boven. Lieske had nog weinig vaak en keek lijk een vinke. Anna snuffelde rond af er niets te eten viel, ze had een vreeselijken honger, zei ze. Ze kwam af met eene brok stinkerskaas en een kom koude patatten van te noene. Marguerite savelde een boterham of twee af en ze smulden dat z'er bij smekten. Zij gaven geenen kik, maar onder eten zochten ze duikeling malkanders blikken en verkropten dan iederen keer een schoklach die de tranen in hunne oogen joeg. Met de laatste knabbeling in den mond staken ze 't op. Lieske pekkelde achter.
Een sleuter lutterde in 't slot en de voordeur piepte open. 't Was Gusten, de man van Madam Smul. Seffens zag zij aan zijne moede nijpoogskens en zijn verdiesten knevel dat hij zijn vulte had.
- Gaat ge nog iets eten? vroeg ze vaag terwijl hij aan het uitstroppen was. We hebben nog wat bouli.
- Neen 'k, zei hij kort af, lijk viesgezind. Hij gooide nijdig zijn kraag op tafel, smeet er zijn kravaat achter die met een steert in de boter bleef plakken en kwam dan, de handen in de broekzakken, rechtover zijne vrouw staan die al een voet op den trap had om naar bed te wege.
- Die gaper van een Blomme heeft me vanavond nog een keer lastig gevallen, stotterde hij. Hij kwam weer te berde met die verouderde schuld van vijf en zeventig frank. Hij zei dat z'er nu al drie jaar geplakt stonden en vroeg waarom we geen brood meer haalden en niet af en kortten?...
- En wat hebt ge daarop geantwoord? vroeg ze gestraald.
Gusten stak dom, onverschillig de schouders op en deed geweld om zijne lamme oogen open te houden.
- G'en hebt zeker niet durven spreken? 't Is jammer dat hij met mij niet te doen heeft, 'k zou hem tanden, dien kerel. Hij weet dat wij