Al schrikkelijke vragen voor Jasken!
- 'k Zocht achter een korstje brood, Meleke, treffelijk waar, 'k had zoo 'n honger!
- Ha, ja! Een korstje brood! Eene brok taart! Mijd u dat er iets af is, gast! Ge weet beter dan ik dat het brood in de schapraai staat.
Zachtjes verschoof ze den grendel: - Stil, hoor! 'k Moet het eerst zien, allee, mee beneén! Ze vulde geheel de opening, en Jasken kon niet uit. Het licht van een kleine petroollamp bleierde geheel den kelder vol.
- Mijne taart! Hij heeft ze binnengespeeld, de lekkerbek.
Zegevierend bekeek ze haar ventje dat ineenkromp, en vreesachtig opzag naar heur streng gelaat.
- Niets van! piepte Jaske nauw hoorbaar.
Dichter kwam ze, den arm uitgestrekt, den vinger naar de taart gericht: - Hoe! niets van! Trek uw oogen open! Ze is half op! Uw vingeren staan er nog in! Weder te diep in 't glas gekeken!....
In heur gewaande gramschap en de haast van spreken, vergat ze de wacht, de keldertrap kwam vrij! Jaske blies de lamp dood, en in nen slag en nen sprong zat hij boven op de zulle van den keldertrap. - Piet Verdimmeliere! Piet Verdimmeliere! riep hij luid om heur te tergen. De deur sloeg toe, de grendel vast, en de trap kraakte: - Slaap gerust, Melleken, en droom leutig! Slaapwel!
- Zatlap! riep ze, doch een beetje na de eerste verbouwereerdheid, verkoelde ze zeer, en 't klonk: Jaske! Jaske!
- Meleke, Meleke! greitte het van boven lijk het bleiten van een geitelam.
- Jaske, doe toch open, ik ben zoo lichtjes gekleed!
- Nu, ge zijt alzoo ook zwaar genoeg!
- Als 't u belieft, Jaske!
- Ja, 't en belieft me hoegenaamd niet. Wie heeft er aan de taart gesmuld?
- Ik, Jaske, maar doe toch open, ik bibber van de kou.
- En zult ge nog opspelen als ik een pintje drink of een pijpje smoor?
- Neen ik, Jaske, doe doch open, wilt ge nu uw wijveken dood hebben van de kou! Nooit zal ik u nog voor zatlap verwijten.
De trap kraakte.
- En krijg ik eten van den avond?
Door het sleutelgat Heisterde een lichtje, de grendel schoof en Meleken stormde buiten.
- Meleken, daar aan ziet ge dat we alle twee verliezen met te leven lijk katte en hond! zei Jaske geneirig.