noch voor rechterlijke aanvallen van wege de familie te vreezen was. In één oogwenk stond het op 't papier, dan het nog eens voorgelezen en de notaris gaf hem de pen in de hand om te onderteekenen. Met koortsige haast greep Joos toe en reeds had hij de pen op het blad wanneer al met eens zijne hand ontsloot en hij met een zucht voorover stook.
Hij is onmachtig geworden, zei de notaris het gerief behoedzaam aan den kant schuivend. Aanstonds was Stance toegesprongen en kloesterde haren man zachtjes in de kussens neer. Doch Joos roerde niet meer het was geene onmacht geweest, maar eene hertverlamming door de groote ontroering te weeg gebracht.
Wanneer men Joos Faastens ten grave droeg volgde heel het dorp den droeven lijkstoet. Hij was toch een doorbrave en meegaande man geweest en men kende hem geene vijanden. Snikkend en weenend stapten de zusters bachten de kist die geheel onder kronen en garven bedolven lag. En waar bleef Stance, niemand had ze gezien? Thuis zat ze in de eenigheid, verlaten en in tranen terwijl de klokken hun narig en eentonig doodsgelui over het dorp galmden.
Den volgenden morgen kwamen de schoonbroers naar het testament vragen, zij konden geene rust vinden vooraleer zij wisten hoeveel er bij den afgestorvenen ging te ravelen zijn. Niet zonder kwalijk verdoken blijdschap vernamen zij dat er geen geldig testament bestond. Dat liet Stance vlak onverschillig. Eenige dorpelingen schudden daarover nadenkend het hoofd. Wat domheid, mompelden ze, waarom daar ook niet vroeger voorgezorgd en weten dat alles zoo erg stond! Anderen lispelden: waarom is zij zoo dwaas geweest daar niet zelf op te peizen, 't is hare schuld! Daar waren er ook die meenden dat Stance haar binst die lange ziekte had voorgezegend, en dat zij nu de boter bachten den lijs had.
De familie deelde niet zonder schelden en twisten. Dan bestelden zij eene schoone grafzuil en daarmee hadden zij het geweten rustig.
De beroofde vrouw ging bij den notaris, of er daar iets kon aangedaan zijn! De man stak mistroostig de schouders op. Ik kan er niets aan veranderen, zei hij. Het spijt mij zelf om u, maar een testament zonder handteeken is een weerdelooze vod. Hij bezag met medelijden die brave vrouw met het vroeg verouderd wezen en het witte haar, eenvoudig gekleed en straatarm!...
Zij ging lijk zij gekomen was. Buiten haar wete bezocht de notaris de familie en legde den betreurensweerdigen toestand der verlatene voor oogen. Zij bleven steenhart. Alles was volgens recht en reden geschied en zij hadden er nooit naar gevraagd om eene gemeene dienstmeid in de familie te stellen. Het was zoo en 't bleef zoo.