Nieuwe Wegen. Jaargang 4
(1913)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |
II.Daar slieren, krinkelwinklend, zilvren beekjes
Al tusschen 't pinkend groen,
Ze kabbelbabblen stil hun lange reekjes
Al in den zoelen noen.
| |
III.Daar kwetterbekt en kweelt, daar snetst en snatert
Het luim'ge vooglendiet,
Het orgelgorgelt, zoetetwist en tatert
In veld en bosch en riet!
| |
IV.De leeuwrik kwettert in den blauwen hemel
Zoo lustig vroo en vrij;
De zonne schettert op dat jong gewemel
En lonkt en lacht zoo blij.
| |
V.'n Daavring doet de menschen trillend zindren
En popplen vol geneugt';
En trippeltrapplend dansen lieve kindren
Van vierge lente-jeugd!
BLAUWVOET.
|
|