Nieuwe Wegen. Jaargang 3
(1912)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Jaarkrans.
| |
[pagina 111]
| |
Ze laten hem zagen en zitten te monkelen, ofwel ze tergen hem en vallen aan het zingen of bieden hem grètend een snuifje aan. En als de vlage nu over en de boer zijn hielen gedraaid is, schieten ze uit om te lachen en zingen zoetjes: - Ruttelare, pruttelare, pijpekasse, nooit van passe. Doch is de boer soms kwaad gezind, hun kakeling doet hem bij wijlen hertelijk lachen en hun generigheid vervult hem met bewondering. - Ze zijn toch snakevellen! - jubelt hij. Vooral in het zetten en braken van suikerijen en beeten, rispen ze door het werk, 'lijk blare door de boonen; hun houwtje krinkelt en krult rond de planten; 't is precies 'lijk spellewerken. Nochtans moet de maaitijd en oegst er zijn, om die bietjes aan het werk te zien; mansvellen zijn ze! Effenaan de maaiers hun zwadden afzwaaien, vliegen deze open; 't vrouwvolk zit met de vorke tegen de hielen der wringende, savelende manskerels; zoo zeer als het regent en waait, scheppen ze het afgemaaide groen op en bedeelen het los en open, zoodat het te geuren en te spakeren ligt, in de bijtende Julizon. In Oegst is het nog ander bier; twee vrouwmenschen voor vier pikkers moeten het gepikte koren binden en toedragen bij de stuikreken; - de boer kan niet verdragen, dat er muizenesten blijven - ook, zoo gauw de pikkelingen uitgewonden, gebonden en toegedregen zijn, recht hij deze met de voorgangster in kapellen of stuiken. Helpen-stuiken is het voorrecht van de voorgangster en dan krijgt deze, na de oegstfooie, een splinternieuw kapotje, om het oude te vervangen, dat door het strooi opgeëten en verdoemd is. Hoe meer werk ze hebben, hoe beter de werkvrouwen overeen komen, ze 'n hebben immers geen tijd om te rikzagen; maar als het werk begint te verminderen en de eene of andere aleens thuis gelaten wordt, dan komt er afgustigheid in het spel; de sneuven komen af 'lijk de hagel en zoo gebeurt het wel, dat ze zoodanig in hun kogel schieten, dat ze bek en bek staan om te vechten en malkander de oogen uit den kop kijken en een kerrellingske doen ook, zoodat hun aangezichte vol krabbels is en hun mutse op den rugge zwiert en hun haar in hun tanden hangt. Brr! De gevolgen van zulke tooneelen kunnen slecht zijn voor den boer: er kan verlies van volk uit voortspruiten, doch gewoonlijk loopt dat al niet tragisch af en de vechters eindigen, - lijk de jonggehuwden op de Nieuwemarkt, te Roeselare, - met na den oorlog zoo veel te ‘dinger’ voor malkaar te zijn.
Warden OOM. |
|