omstamden ze van dicht bij de leelijke dondervlage. De wind kwam op en dreef het warme zand dwarrelend over 't hof. Hij bracht meteenen de kwâ tijding dat het ongeweer naakte Diep in de verte gilde het schrille gefluit van een voorbij snellenden trein en rond de euzie van 't boerenhuis vochtten de musschen de dulligheid uit, die in hun lijf te jeuken lag bij de eerste teekenen van den storm. Nu en dan kletste een dikke regendruppel naar beneden en miek een breede ronde in de witte stof-eerde.
Vernibbeld drentelde Toria, de oude meid der hoeve, de woning uit en in. Ze duchtte den donder en stillekens was ze reeds bezig den Heere te bidden dat hij haar en hare meesters beschermen zou. Een ongemeenharde donderslag deed de doening op hare grondvesten daveren; korts daarop ontvonkte een helle bliksem-flits en wrong zich lijk een gloeiende slang aldoor het zwarte uitspansel.
- De donder is niet verre meer, zei Toria, die bij haar zelven nauwkeurig de sekonden had opgeteld, welke verliepen tusschen den bliksem en den bots.
- God spare ons. voegde zij er bij en sloeg zich godvruchtig een groot kruis. Ten alle kante verlieten de moegewrochte arbeiders de weeldrige velden en keerden bij groepkens naar de hoeven terug, om er schuiling te zoeken tegen 't loswoelend gevaar. Velen nochtans, zouden verrast worden, want eerder dan te voorzien was, barstte 't onweer uit met een bande'ooze hevigheid. 't Begon geweldig te donderen, zware slagen die ratelend voortrolden albachten de leeghangende wolken en de luchten dreunen deden van 't eendelijk geruchte. Het weerlichtte zonder ophouden; 't was of de hemel gestadig open en toeging en bij de bleeke klaarte van 't sissend hemelvier, schenen al de dingen op den buiten overtogen te zijn met een rossen gloed wiens aanblik huivering baarde.
Louis en de boever waren nog niet terug op de hoeve; gansch den namiddag wrochten zij op 't polderstuk, afgezonderd van de andere akkers en dat wel een kwart uur ver van de hofstede aflag.
Onrustig om hun lang wegblijven, had 't boerinneken reeds meermalen op den uitkijk gestaan; 't was zulk een ijselijk weder en de moeder voelde heur bang. Gestadig welde in haren geest de nare gedachte op dat er een ongeluk ging gebeuren. Echter wist Toria hare verlegenheid wat te stillen. Wat God bewaard is wel bewaard, vermaande de dienstbode en zoo even was zij op 't voutekamerke gewijdewater en den palm gaan halen. Beide vrouwen vielen aan 't bidden van Sint Jan's Evangelie.
't Begon erbarmelijk te stortvlagen in dikke regendroppelen vermengd met groote witte hagelsteenen, die dokkerden tegen deur en vensters en ruischten in 't dichte geblaarte van de boomgaardboomen.
Van bachten de hooge doornhage die rondom de hofstede omzoomde, gingen nu luide jammerklachten op die de vrouwen stoorden in hun pas aangevangen gebed. Tegelijkertijd werd de hofbalie wijd opengezet om doorgang te laten aan een troep volk, welke de hoeve binnen-