mode van den tijd, zoo tyrannisch regeerend toen als nu De bestellers van schilderi[j]en houden opeens ook van de nieuwigheid en verlangen naar romanisme in de schilderkunst, wat geldt voor 'n nieuwe schoonheid.
En kunstenaars moeten ook leven...
Was Italië en zijn kunst 'n reize weerd? Volmondig ja! Maar had de italiaansche kunst 'n weldoenden invloed op de kunst van alhier? Neen. Zij kon hem wel hebben. Maar zij had hem niet Die er in den beginne heentogen leerden er te weinig en te veel, zij waren niet sterk genoeg; zij werden navolgers; - 'n vloek voor 'n kuns'enaar.
Italië, rond dien tijd, gaat het hoogste punt zijner kunst bereiken: de zoete fra Angelico, de vrome dominicaan, die al knielend zijn Christussen en Madonna's maalde, heeft nauwelijks het penseel neergelegd om te gaan naar dien allerschoonsten hemel, dien hij zoo menigmaal in zijn extatische droomen zag... Dood is ook Sandro Botticelli, maar ter bewondering blijven na hem zijn teer-frele, zijn zoete Madonna's met het blondgekrolde Jesuskindeken en bijzonder zijn hallucinante Primavera, waarin zooveel sprekend gevoel van de schoone natuur in lente. Na hen leven er Perugini, de zoetmystieke Bellini, Leonardo da Vinci, die encyclopedieke geest, 'n man, die ziet ver voor hem uit in de tijden die komen, en die meer is dan schilder, strateeg daarenboven, graver van kanalen, aanlegger van vestingen, bouwkundige dus en uitvinder ook, denker en schrijver, maker van een der allereerste vliegmachienen; Luini, Michel-Angelo, de reus, Andreo del Sarto en Raphaël Sanzio, de zoete, mooie Raphaël, die schildert zoo allerliefste Madonna's, zittend neer op tronen of midden de schoone natuur, zooals de lieve Hovenierster, leerend Jesus en Sint Janneken, omgeven van 'n allerfraaiste landschap met bergen en 'n stadje en ranke boomen met groen loof onder 'n blauwen hemel, met daarin drijvend fijne, witte wolkjes.
De schilders van alhier, en we willen er 'n paar noemen, die naar ginder gaan, hebben hun oogen vol van wat ze er zagen en vinden dat zóó schilderen, alleen schilderen is. Jan Gossaert van Mabuse, (Maubeuge is zijn geboorte-plaats) en Lucas Jacobs, gezegd Lucas van Leyde zijn volslagen romanisten. Hun schildering is vaak naäperij, zonder meer. Maar tegenover hen, en die noemen wij de realisten der XVIe eeuw, zijn er kunstenaars, die in het geheel niet willen meedoen aan de nieuwigheid. Zij zijn het die als de eene hand geven aan het verdwijnend verleden, de andere aan de naderende toekomst en zoo als de voorbereiders zijn van de gouden eeuw der roemrijke vlaamsche schilderschool. Na hen gaat inderdaad dat prachtig en alom gekend viertal komen, wier werken het kenmerk dragen of van het glorierijk genie of van het machtig talent, Rubens, die stroom van vleesch en licht, die bake van verbeelding, Van Dyck, meer kunstenaar misschien dan zijn meester, Jordaens en Teniers.
Deze realisten der XVIe eeuw zijn Geroom Bosch en Pieter Breughel de Oudere, benevens eenige mindere gekenden als Van Balen en Van Noort uit Antwerpen.