Nieuwe Wegen. Jaargang 2(1911)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Allerzielendag. Zwijg klokke... ik kan uw doodenzang niet hooren, Uw bronzen stemme kreunt zoo aaklig door 't getreur Van Allerzielendag, wijl 'k ga en mijmer Langs kille kerkhofslanen, waar de geur Van paarsche herrefstbloemen blijft door-hangen. Zwijg klokke... of weet ge niet dees koude tranen Die drupplend leken langs mijn aangezicht, Of weet ge niet mijn koortsig handen-wringen In 't, stervend purpren zonne-najaarslicht, En kent ge niet het bloeden van dees wonden?... [pagina 124] [p. 124] Want al de sombre droefheid van die velen Die rouwen op dees dag, en diepe smart Den toegeprangden boezem voelen rijten, Want al de wanhoop, die het lijdend hart In krijg bestormt - gelijk de zee de kuste - Want al die menschenweeën moet ik dragen, Het àl dat wordt geleden op dees dag. ... Och klokke, en waarom komt gij 't leed vermeêren En waarom beukt gij hamerslag-op-slag Op mijne ziel, en doet ze pijnlijk krimpen?... ... Zoo somber is het op dees doodenakker Waar zoemend klaagt het aaklig windgekreun Door naakte roodbeschenen wilgeboomen En bampt het eendelijke klokgedreun, Als kloegen duizend zielen om erbarmen. Vol sombre wanhoop is het allenthenen ... 'k Wil weg... dat klagen maakt mijn ziel zoo bang 'k Wil weg... mijn toegeprangde hart zou breken ... En vluchtend hoor ik nog den klokkenklank, Die bromt dat ook voor mij het stervensuur zal dagen... 1908. Frans Delbeke. Vorige Volgende