orkestmeester zet zijn maatslag electrisch over en de koren beginnen te zingen; ook ginder hoog in het dak zijn de maatcijfers aan liet branden gegaan en steunt het machtig orgel den zang van koren en orkest...
Maar, de helle zomerdag zal niet lang duren, de machinist seint naar de zon (een licht-projector) dat ze moet verdooven; stillekens aan wordt het licht verminderd, de lampenrijen geven alleen nog een bleekachtig gloeilicht en nu en dan flitst een flauwe bliksemschicht in het half duister.
Waai! - luidt het commando. - Wij loopen drie verdiepen op en bevinden ons bij zon-maan-donder-regen-en wind.
Reeds waait het volop. - Een stuk lijnwaad ligt gespannen boven een rol, gemaakt van latten op twee hoepels geslegen. De rol draait en door de wrijving der latten op het lijnwaad bootst zij volmaakt het zoeven van den wind na.
Waai harder - regen en donder. In een ijzeren trommel beginnen de erwten te dansen en te regenen en op eeue soort van groot vierkant ezelsvel op een kas gespannen, bommelen en donderen een heele boel kaatsballen.
In de zaal heerscht reeds angstige spanning, het orkest speelt wilde woeste muziek en eene groote gebeurtenis, misschien het vergaan van den ‘Vliegenden Hollander’ wordt voorbereid. - Het onweer verslecht, de wind en de regen draaien onverpoosd, de donder bommelt zooveel hij kan, en al met eens flitst een verblindende bliksem door de duisternis gevolgd van een krakende donderslag die lang weergalmt, en in de verte uitsterft... Nu heeft de groote donder gesproken.
Het ezelsvel immers kan maar den onschuldigen donder verbeelden. Als het er op aan komt groote slagen te geven en de donder te doen vallen, moet de groote donder in werking komen. Verbeeld u een vierkante houten buis, van twintig meters hoogte: van binnen zijn er plankjes genageld, nu een rechts dan een links, die in de buis trapkes maken die schuins naar beneden hellen.
Van boven in de buis zijn er tal van looden ballen die in-ééns losgelaten hotsebotsend over de plankjes naar beneden bollen, en een oorverdoovend gerucht maken...
Met dien fellen donderslag, is het onweer uitgewoed. Stil-aan komen de lampen-rijen weder in vuur en geven op het tooneel de zachte kleurschakeeringen van een schoonen zons-ondergang. De helden-tenor en de soprano zijn aan 't moduleeren van een afscheids-lied en zoetjes verflauwen de tonen van het orkest; het licht sterft weg en van uit de hoogte werpt de projector-maan zijn gele stralen op de zingende verliefden.
Na een laatste crescendo uit vollen longen gegalmd, valt de soprano in de armen van den tenor en valt ook de voorhang neêr.
In een oogwenk wordt nu de achtergrond tot in een kap opgetrokken, en een nieuwe wordt nedergelaten; het tooneel schuift open, de ophalers komen in werking en weldra is alles klaar om een nieuw bedrijf aan te vangen, waarin de helden-tenor zal komen verklaren hoe zijn lief met den baryton op reis is gegaan.
Remi Cardoen, Ingénieur.