Nieuwe Wegen. Jaargang 2
(1911)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDingen van onzen tijd.
| |
[pagina 107]
| |
harer geheime vrouwenziel, wanneer ze de geheele wereld harer gedachten en gevoelens verduikt onder 'n raadselachtigen glimlach, - opdat uit volmaakte kennis volmaakte liefde groeieGa naar voetnoot(1) Dit laatste schijnt ons waarschijnlijk, want het portret van Mona Lisa Gioconda is te vol van beteekenis om zonder volmaakte kennis, en te schoon, om zonder innige liefde geschilderd te zijn. Zeer zonderling is 't wel dat de echtgenoot nooit het portret zijner echtgenoote, die korts na het afmaken der schilderij overleed, aan den schilder vroeg, of zoo hij het vroeg, zonderling is dan het gedrag van Leonardo die het niet heeft willen afstaan en nog meer teekenend is nog dat het portret der Gioconda overal door hem meegevoerd werd. O menigmaal moet het later gebeurd zijn, in de verschillende steden van Italië, en in Frankrijk waar Leonardo stierf, dat hij de onverzadigbare zoeker van het geheim aller dingen, naar dat portret zag in dagen, waarop hij zich eenzaam voelde, alleen en verlaten, onbegrepen en als hij vreesde onbegrepen te sterven... Dan moet hij wel dien glimlach bezien hebben, onbegrijpbaar voor eenieder, geen raadsel alleen voor hem, en van die vrouw, na hare dood de innige, stille schoonheid bewonderd, met 'n vurigheid in zich en 'n wrangheid tevens, die wij niet voelen kunnen, dan alleen vóór 'n lijkkist en dan nog misschien 'n minuut voor men haar sluit, - voor altijd. Als Leonardo in zulke dagen naar Mona Lisa zag, moet die blanke borst als op- en neergegaan hebben, gevend gehee 1 de illusie van het leven aan die arme doode, eeuwig omdat het genie haar bemind heeft. Dan moet hij dikwerf gedacht hebben het leven aan de levende ontnomen te hebben om het der doode te geven, der eeuwige doode; dan moeten niettegenstaande hem en verslagend in zijn gevoel, zijn eigen geest die gedachten herleefd hebben van bijgeloof uit zijn tijd en van al wat verteld werd van betooverde portretten en beeltenissen en moet hij, wanhopig als mensch, misschien uitzinnig fier als kunstenaar, - naar de onzichtbare wonde in de schilderij gezocht hebben, die de dood van Mona Lisa voor gevolg had; dat moet hij haar jeugdige schoonheid bewonderd hebben en heur altijd-aan jong blijven en getwijfeld aan de waarheid van wat hij eenmaal leerde, dat volmaakte kennis volmaakte liefde geeft; want het moet hem geschenen hebben dat die glimlach ook raadselachtig werd voor hem, niet meer het geheim dier vrouw alleen, maar van alle dingen op aarde die zich aan de kennis onttrekken, dan was het al twijfel om hem en ledigte en hij voelde de futlooze ijdelheid van alles, van zijn leering zelf, - dan leed hij vreeselijk, - of misschien ook scheen hem die onbegrijpbare glimlach het onverschillig spel om de lippen waarmee de dooden de levenden bezien, die zijn zoo klein en ver van hen. George P.M. Roose en Jan De Schuyter. |
|