En dan de zee van Vlamingen uit alle hoeken en kanten van 't land toegestroomd; de blakerende Juli-zon flitste haar stralen op de koperen en stalen pieken en de zijden doeken der standaarden waarop de leeuwen dansten.
En die zee van Vlamingen golfde maar immer voort: ze waren niet gekomen, opgezweept door politieke leiders die hun reiskaarten voor half geld of voor niet hadden verschaft, noch aangelokt door veelvuldige premiën; neen, broederlijk stapten in één groep de vertegenwoordigers der maatschappijen van verscheidene gezindheden uit iedere Vlaamsche stad, plichtgetrouwe Vlamingen, zooals ze onze priester-dichter Guido Gezelle wenschte:
Geen tweedracht, geen vergif,
geen elk zijn bate zoeken,
geen valsche futseldoeken.
geen ja, daar neen de mond
twee stringen trekken, al
dat Vlaamschis, blijve één!
Wanneer dan de stoet voorbij de stoep van het heerlijk stadhuis rukte - waar pas de Vlaamsche kunstenaars door dichter René De Glercq voorgesteld, door het Gentsche magistraat onthaald waren geweest - weerklonk nog heviger de Hoogeschool-eisch en dreunde luider op de Vlaamsche Leeuw en de Strijdkreet. Dààr op de treden stond Stijn Streuvels, ééns te meer uit zijn ‘Lijsternest’ gedaald en Van de Woestyne en Vermeylen en anderen nog, hun ivoren torentje ontvloden, die ook luidkeels meê-eischten en meê-zongen, onder het hardnekkig vaandel-gewuif en gezwaai van gaanstokken der opgetogene manifestanten.
En voort duurde deze schouwing van Vlaanderens strijdkracht, de 415 toegetredene maatschappijen uit Vlaamsch Belgie, die eensgezind willen de herwording van hun kunstminnend, geleerde, zelfstandig Vlaanderen door volledig onderricht van hooger tot laag, in eigen taal.
Tot slot werd die aanzienlijke volksmassa aangesproken door de volksvertegenwoordigers, Franck, Kamiel Huysmans en Van Gauwelaert, van op een verhoog aangeleund tegen de massale drommen van Sint-Baafskerk. Tusschen in de gloedvolle toespraken van deze gevierde leiders, werd door duizenden de Strijdkreet, het Willemslied, het Groeninghelied en het Blijlied gezongen, door bazuinen begeleid, die op den grijzen toren der kathedraal statig schalden.
Laten de franskiljonsche bladen maar raaskallen op het handsvolletje Vlaamschgezinden die zij meêwarig noemen: een legerstaf zonder soldaten; de keurbenden van Vlaanderens' Kunstdag zijn het antwoord der Flaminganten.
Vlaanderens' zonne gaat aan 't dagen.....
Joseph Verhelst.