Nieuwe Wegen. Jaargang 2
(1911)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
en ons tijdschrift mag die gelegenheid niet laten voorbijgaan om daar ook een woord over te zeggen. Laat ons geen namen noemen, want om waarlijk een kunstenaar te beoordeelen moet ge niet alleen het kunstwerk gadeslaan, maar den maker in de ziel kennen, hetzij door persoonlijke kennis of de psychologische weerde zijner levensgeschiedenis. In den grooten hoop is het moeilijk. Het zij genoeg eenige regelen te schrijven om den lezer wat op de hoogte te houden onzer kunstbeweging en een woord te zeggen dat onze kunstenaars kan nuttig zijn. Godsdienstige kunst en vaderlandsche kunst zijn weinig of niet in die tentoonstelling te vinden. 't Is gemakkelijk om begrijpen; de goest van den dag is daar niet en onze kunstenaars, willen ze niet op eigen liefhebberij maar op bestaan zien, zijn gedwongen den ‘bon petit bourgeois’ zooals de franschman zegt, in de goeste te werken en als men iets wil verdienen er moet in dien zin gewrocht worden of wist de burger-kooper zelf niet wat het kunstwerk verbeeldt. De Madona's en de weinig godsdienstige beelden die wij te zien kregen verdienen eene bijzondere melding. Wilden eenige leden van den Kunstkring nu en dan eene godsdienstige tentoonstelling houden, dan denk ik dat ze bijval en koopers zouden vinden. Verder op vaderlandsch gebied spreken wij niet. De beeldende kunst is niet genoeg aan onze Vlaamsche beweging vast. Portretten zijn ook niet in groot getal. 't Is ook een van de moeilijkste vakken dat eene groote kennis van menschen en karakters vraagt en eene groote technische ervarendheid. De bezoekers die een familiestuk willen bewaren, het zij gebeeldhouwd of geschilderd, weten waar ze zich moeten wenden. Binnen honderd jaar zullen die werken nog weerde hebben en door familien in eer gehouden worden, wat het geval niet is ongelukkiglijk voor veel andere kunstwerken die in den vergetelhoek of op den zolder geraken. Landschappen, zeegezichten en doode natuur. Veel ware er te schrijven over de werken ten toon gesteld op de oude of de nieuwe werkwijze. Wonder is 't dat onze kunstenaars te weinig letten op de grootte hunner afbeeldingen, 't geen men in 't fransch noemt ‘la mise en page’. De eene nemen groote tafereelen voor onbeduidende onderwerpen en de andere, omgekeerd, nemen kleine afbeeldingen waar ze een grooter en breeder veld van uitvoering zouden moeten kiezen. In kunstwerk moet men ook wat praktisch zijn en doek en kader sparen waar 't noodig is! In dit vak der tentoonstelling hebben we veel aangenaamheid genoten. Veel schoone natuurschetsen en dichterlijke voorstellingen. De kennis van wetenschappelijke grondstelsels van koloriet en harmonie is nog in de kindscheid, maar wij gelooven dat onze kunstenaars in 't algemeen genomen, groote behoefte hebben om de meesters op dat gebied te bestudeeren. Eenigen hebben de harmonie als ingeboren, anderen kunnen een deel verkrijgen door studie en ontwikkeling. De bloote navolging der natuur rondom is niet voldoende, omdat wij in veel gevallen de oorspronkelijke natuur missen. Bouwkunde. Gelijk voor de portretten zien we dat we rondom ons talenten bezitten die de moeilijksten kunnen voldoen. De teekeningen zelf geven blijken | |
[pagina 84]
| |
van opzoeking naar volmaaktheid, naar kunstsmaak, en meerdere oorspronkelijkheid. In het prozaïsch midden waarin we leven, moeten wij den moed bewonderen van de stichters van zulke tentoonstellingen. Veel is er nog te doen en bijzonder om de praktische toepassing der kunst in het volksmidden te verkrijgen. Op school, op straat, in den huize, in de kerk, in gansch 't Vlaamsche volksleven zou de kunst moeten doorstralen, het volk opheffen en veredelen. De kunst voor 't volk is dus reeds een groote stap. In verband ermeê, de kunst voor God is nog een veel meerdere, omdat hij aan dezen die christenen zijn een voorsmaak geeft van het hemelsch kunstleven dat redelijk is, aangezien God de groote Kunstenaar bij uitmuntendheid is. Hans Vlaming. |
|