school van Ledeberg, in welke gestichten hij vele en goede leerlingen vormde. Later nog werd hij aangesteld tot het geven van een leergang van instrumentale samenhang aan het Gentsch Conservatorium.
Het is grootendeels aan Blaes te danken dat het Vlaamsche lied gansch Vlaanderen door, en bijzonderlijk te Gent, in aanzien is gestegen. Hij is het die door zijne vaderlandslievende gezangen het hart der Vlaamsche werklieden van hoogmoed en Vlaamsche fierheid deed kloppen. Hij is het die de Gentsche Vlamingen heeft doen beseffen dat ook zij een eigen taal hebben waarvoor zij zich nimmer moeten schamen. Hij is het die door zijne menigvuldige Vlaamsche liederen en koren niet weinig heeft bijgedragen om de in zwang zijnde vreemde prullen te verdringen, en die ons volk de woorden van dichter Ledeganck heeft herinnerd:
Blaes verdient dan ook met Benoit, Willems, Ledeganck en-zooveel andere Vlaamsche strijders aanzien te worden als een der ieverigste voorvechters van het Vlaamsche recht.
Zijne werken getuigen niet alleen van een zeer grondige kennis onzer taal, maar van een ware kunstenaarsziel, die de gevoeligste snaren van het volksharte weet te raken. Zijn ongekunsteld-rijk-vloeiende melodie getuigt van een buitengewone vindingskracht waar niets gezocht doch alles ‘gevoeld’ is en die meer dan elke andere begaafdheid de bewondering afdwingt.
Blaes schreef 25 koren welke bijna alle den meesten bijval genoten en waarvan verscheidene populair zijn geworden.
Zijne bijzonderste koorschepping is ‘De Heidens’. Men mag gerust zeggen dat Blaes op volmaakte wijze voor de stemmen schreef en hij op dat gebied met Gevaert als de beste der Belgische toondichters mag genoemd worden.
Als liederencomponist was Blaes bijzonderlijk tehuis. Het romantisch lied, het volkslied en het vaderlandsch lied vonden in hem een onovertrefbaren meester: noemen wij slechts Het blinde Kind, Aan Gent, en het prachtig lied Aan mijne moeder dat wij als zijn meesterstuk aanzien.
Blaes overleed te Gentbrugge bij Gent in 1909.
Emiel Hullebroeck.
(W beteekent uitgave van het Willemsfonds. - O beteekent onuitgegeven).
Koren: Goede Nacht, Vredezang, 4 gemengde stemmen, gedicht van Julius Vuylsteke. O - Verzuchting, 4 mannenstemmen, gedicht van E. Van Oye; uitgever De Vestel, Gent. - De Heidens, 4 gemengde stemmen, gedicht van R. De Hovre. O - Ons Vaandel, 4 mannenstemmen. O - Prudens Van Duyse, 4 mannenstemmen, gedicht van Van Boekei. O - 13 koren voor 4 mannenstemmen, gedichten van Antheunls, Coopman, De Mey, Ledeganck, Snellaert: Gent, Serenade, Vlaanderen, Onze Leus, Broedergroet, Vooruit, Drinklied, Ja zingen wij, Heil Vlaanderen, Der Kerels zonen, De Morgen des Levens, Vrij zijn, Ons Mietje; uitgever Vuylsteke, Gent. - Zes Nederlandsche koren voor 4 mannenstemmen: Vlaanderen, gedicht van Frans De Cort; - Levenslust, gedicht van de Génestet; - De Heidens, gedicht van R. de Hovre; - Zachtheid, gedicht van de Génestet; - Gebed, gedicht van Van Oye; - De Jacht, gedicht van Th. Coopman, uitgever Vuylsteke, Gent.
Liederen: Wij wisten niet, gedicht van Th. Coopman, W. - Margaretha aan het Spinnewiel, uit de Faust van Goethe W. - Het blinde Kind, ten Kate, W. - Er leeft een kind in Brabant, Van Oye. W. - Te gemoet gaan, Rosalie Loveling. W. - Van Honger en Koude, G. Antheunis, Uitgever Stepman, Gent. - Van 't Nonneken, de Mey; uitgever Vuylsteke, Gent. - Janneken en Mieken, Van Offel; uitgever Nyhof, Amsterdam. - Aan Gent, zes liederen op gedichten van Th. Coopman: