Nieuwe Wegen. Jaargang 2(1911)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Vastenavond De zondige ziel (Een masker) (aan de kromming eener straat - in 't donker) Hier sta ik nu gemaskerd, 't vuige kleed Rond mijne lenden vastgesnoerd. 't Zijn boeien Die zwaar mij wegen en soms, ik en weet, Mij tegenhielden zelfs te midden 't gloeien Van 't tripplend balgedrang waar 'k mij gesust En zat gezwolgen heb aan tooverlust. Mijn hert gevoel ik thans aan stuk getreden Door onvoldaanheid, voor uw eigen troon O Schoonheid! - Ach! ik haat u om uw schoon. O deugd! ik haat u om uw peis en vrede. Ik kende u nooit en daarom duld 'k u niet Rij and'ren. Langs de donkre straten ziet Mijn oog u achterna, vol naar verlangen U mee te rukken in den modderpoel - Van mijne geile zonden. Ach! ik voel Het ziedend vocht der looze giftenslangen Mijne aderen doorbruischen; vlucht, o ziel, Of ik bezwadder u! (Eene bende maskers dromt voorbig) Dans voort! o! viel De gansche wereld stukken. - Slechts een leven Is u te nut! - Waanzinnige, geniet! Van avond zingt het al een tooverlied. Laat u bekoren, en dooreengeweven In ordeloozen draai, laat slechts uw hert En teêre zinnen spreken waar gij terdt. (staart in de verte naar eene opene poort). - O zie, daar gaapt de wijde zaal u tegen Vol schittrend licht. - Daar wiegt een dichte drom Van blijde maskers onder 't feestgebrom. (Loopt vooruit, roepend) Ik wil den vreugdkroes tot den bodem leêgen! Brugge 1910. Bertholf Biekens. Vorige Volgende