Nieuwe Wegen. Jaargang 2
(1911)– [tijdschrift] Nieuwe wegen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
[Nummer 2] | |
Peter BenoitDit is de glorierijke naam, welke in den mond ligt van iederen Vlaming, van iederen Belg. Geëerde en beminde naam, voor al degenen, die een weinig kunst- of vaderlandsch gevoel bezitten. Peter Benoit werd geboren te Harelbeke den 17 Augusti 1834. - Uit eene toonkunstenaars familie gesproten, ontving hij de eerste beginselen zijner muzikale opleiding in den schoot der zijnen. Op tienjarigen ouderdom componeerde hij motieven voor pas-redoublés, welke niet zonder waarde waren. Dit trok de aandacht van Pieter Carlier, organist in een naburige kerk, die den jongeling onder zijne bescherming nam, en later de noodige voetstappen deed tot het doen aanvaarden van zijnen leerling aan het Conservatorium van Brussel. Hij had nog als leeraar Albrecht De Maeght, onder wiens leiding hij zich voor de eerste maal als pianist in 't publiek liet hooren. Benoit werd aanvaard in het Conservatorium te Brussel ten jare 1851.Hij deed schitterende studiën onder leiding der meesters Fétis en Bosselet, en in 1857 werd hij overwinnaar uitgeroepen in den grooten wedstrijd, gezeid ‘Prijskamp van Rome’ met de cantate ‘Abel's dood.’ Eens zijne studiën geëindigd, ondernam Benoit een kunstreis door Europa en componeerde intusschen verscheidene groote werken, onder andere een deel zijner Tetralogie, welke hij later te Parijs voltooide, waar hij de plaats van orkestbestuurder kreeg in het Offenbach-Theater. | |
[pagina 14]
| |
Eindelijk in 1876 stichtte hij de Antwerpsche muziekschool, welke hij meer dan 30 jaar bestuurd heeft en die, dank zijnen taaien moed en volharding, en spijts alle mogelijke kuiperijen, verheven werd tot den rang van Koninklijk Vlaamsch Conservatorium. Benoit's muzikaal genie was veelzijdig: alle gevoelens zijn door hem in even gepaste uitdrukkingen weergegeven. Eerst en vooral betaamt het te spreken van den volkstrant waarin Benoit iedereen heeft voorgeloopen en nieuwe vormen heeft geschapen. Niemand beter dan Benoit kon tot het hart der massa doordringen. Zijne melodiën zijn zóó echt-Vlaamsch, zóó in den volkstoon geschreven, dat geen enkele Vlaming onverschillig kan blijven bij het hoeren dier heerlijke en toch zoo eenvoudige zangwijzen. Voorbeelden: het Beiaardlied, en de Strijdkreet der Vlamingen. Benoit was de eerste die het wagen durfde een werk van zekeren omvang te schrijven uitsluitend voor kinderstemmen. Iedereen weet dat het genie van Benoit op dit gebied heeft teweeggebracht: de kinderkantaten De wereld in! en de Van Ryswyckhulde. Wanneer Benoit den vrijen teugel aan zijn gevoel mocht geven, daar steeg hij tot den hoogsten trap van volmaaktheid en voor mij zal zijne Conscience-Cantate wel het gevoelvolste onder zijne grootere werken blijven. Wat nog het genie van Benoit kenschetste, was de drang om altijd grootsch, kolossaal te zijn. Het is dus niet te verwonderen dat, wanneer hij een ontwerp van zulk gehalte te behandelen kreeg, hij meersterwerken schiep. Neem b.v. Artevelde's geest uit het oratorio De Schelde en het oratorio De Oorlog, het machtigste werk dat ooit geschapen werd. En toch kost Benoit uiterst fijn zijn. Wanneer men eenige zijner liederen hoort, echte meesterstukjes, zou men bijna niet kunnen aannemen dat zij geschreven werden door den man die zóóveel kracht, zóóveel zwaarte op eene andere bladzijde kon neerleggen. Als staaltjes: Heeft het roosje milde geuren. - Mijn hart is vol verlangen. Benoit kon ook tot het geestige of liever boertige overslaan. In het Meilief bewees hij meester te zijn in dat vak: zie het liedje van Natus en het Regimentshed. Plaats nu daarnevens de godsdienstige werken welke Benoit schiep (Drama Christi, enz.) en zie welk diep godsdienstig gevoel hij erin wist uil te drukken en men zal bekennen dat de veelzijdigheid van Benoit's talent niet nutteloos wordt geroemd. Benoit was ook en vooral vaderlander. Al wat hij schiep draagt den echt-Vlaamschen stempel. Hij bezong bij voorkeur alles wat betrek heelt op de grootheid, de edelmoedigheid van het Vlaamsche volk; hij schiep oratoria die de voornaamste episodes der Vlaamsche historie behandelen; hij bezong de geliefkoosde twee Vlaamsche stroomen: de Schelde en de Leije; hij bezong de groote mannen: Rubens, Conscience, Ledeganck, Van Ryswyck; hij bezong de Vlaamsche tale en dit in een lied dat tot de onsterfelijkheid is geroepen: Mijn Moederspraak; hij bezong nog en vooral het Vlaamsche Volken schonk ons een lied dat hij in meest al zijne groote scheppingen verwerkte en dat het leven en streven der Vlamingen zou kenmerken: het Lied der Vlamingen, is een perel in den vollen zin van 't woord. Men hoort er de liefde van den Vlaming tot den | |
[pagina 15]
| |
vadergrond in doortrillen; het verpersoonlijkt om zoo te zeggen de gansche Vlaamsche natie en het zal blijven bestaan als het eenig nationaal lied van het Vlaamsche ras. Benoit staat als een reus aan de poort der ontluikende muziekkunst in Vlaanderen! Eere zij hem! Emiel Hullebroeck. | |
Grootere onuitgegeven werken van P. Benoit.De Oorlog, (Alleen de orkestpartituur is uitgegeven. - De genius des Vaderlands. - De Pacificatie van Gent (oratorios). - Karel van Gelderland. - Isa. lyrische drama's - Hymne aan de Schoonheid. - Hymne aan den Vooruitgang. - Drama Christi. - Conscience herdacht. - Ledeganck-Cantate. - Charlotte Corday (lyrisch drama. De Elzenkoning (openingstuk). - Mis voor koor en orkest. - | |
Uitgegeven werken.Liederen. - Een groot getal Fransche liederen (bijna alle jongelingswerken). - Ik droomde. - Beiaardlied. - Een Lenteriddertje. - Transvaalsch krijgslied. - In Transvaal. - Zilveren bruiloftlied - Het gebed des Heer en, uit het ‘Drama Christi’. Huwelijkslied. - Ik kende nooit geen liefdelach. - Gaat de mensch. - Wannes en Trientjen. - Zij lachten. - Pachter Jan. - Gebroken hart verlangt naar rust. - Denderliedeken. - Twee kerelen. - Mijn hart is vol verlangen. - Geuzenzang uit ‘De Pacificatie van Gent’ - Heeft het roosje milde geuren. - Feest- en strijdzang. - Artevelde's geest uit ‘De Schelde’ - Stella Matutina. - Twee Rytmische liederen. - Er zijn op aarde. - Mijn Moederspraak. - Heil Snieders. - De Dageraad. - De Tolbeambte.- Het Lied der Vlamingen. - Aria uit het zangspel ‘Isa’. - Gij zijt mijne reine Kersouwe. - Vier kinderliederen. - Hoe geuren nu de bloemen. - Van den Distel. - Vijf soldatenliederen. - Strijdkreet. - Zes kinderliederen. Groote werken - (Partituren klavier en zang) De wereld in! en Van Ryswyckhulde, kinderkantaten, De Leie, Lucifer, De Schelde, De Rhyn, oratorios. - Rubens Cantate. - Het Meilief, zangspel. Voor klavier: Openingstuk en Wals uit ‘Charlotte Corday’ (vierhandig). - Wals en treurmarsch uit ‘Charlotte Corday’ - Vier mazurka's. - Polonaise. - Gejaagdheid - Drie luimen. - Vier fantazieën. - Scherzando. - Spokendans. - Sonata. - Drie Melodieën zonder woorden. - Twee Scherzandos. - Vertelsels en balladen (vier reeksen). - Rubensmarsch. - Meistoet uit het ‘Meilief’ - Strijdkreet. - Lente uit ‘Liefdedrama aan zee.’ Orkestmuziek. - Wals en Openingstuk uit ‘Charlotte Corday.’ Voor Blaasspeeltuigen. - Charlotte Corday, wals voor Harmonie. - Turnermarsch voor Fanfare of Harmonie. - Simfonisch gedicht voor fluit en orkest. Voor andere speeltuigen. - In de Velden (hobo en strijkkwintet). - In de Velden (hobo en klavier). - Luim, voor twee klarinetten en klavier of strijkkwintet. - Herderskout voor klarinet en klavier. - Wals uit ‘Charlotte Corday’ voor harp. - Ave Maria en Plechtige optocht voor orgel. Gewijde muziek. - Vier gewijde alleenzangen. - Veertien alleenzangen met koor. - Twee weezangen. - Vijf tweezangen met koor. - Elf koorzangen. Emiel Hullebroeck |
|