ledige en oratorische zingen van dien tijd overwonnen heeft. En wat is Scheltema's werk voor ons meest anders dan bombast en phraseologie?
Afgezien dus van Scharten's bewering als zouden alle Vlamingen, behalve René De Clercq, zich niet bewust zijn van het gevaar dat hen dreigt door hunne kunst een algemeen Nederlandsch gevoel, hunne taal een algemeen Nederlandsche kleur te geven, zegt deze bespreker van Rodenbach, zeker interessante dingen over onzen gehuldigden dichter.
Ter herinnering aan Darwin's bezoek aan de Galapegos eilanden in 1859, schrijft Prof. Hugo de Vries een zeer schoon opstel. In deze aflevering komen nog o.m. voor, schoone gedichten van Boutens, een proza-stuk van Adriaan Van Oordt: Een Liefde in Limburg.
In De Nieuwe Gids vervolgt Mevr. Simons-Mees haar blijspel ‘Een Paladijn’, waarin een te Amsterdam bekend journalist zoo precies, zoo raak is afgebeeld, dat de schrijfster bij de opvoering van haar stuk heeft moeten verklaren geen bepaald persoon te hebben bedoeld. Timmerman en Jac. van Lovy geven vervolgen. Kapteyn-Muysken bespreekt het geval Ferrer terwijl Timmerman Prof. Heymans rede ‘De toekomstige eeuw der psychologie’ sterk over het paard tilt. Hein Boeken stond drie Herfstsonnetten af, Ad. Herckenrath een gedicht en een nieuweling Borgman een gevoeliggeschreven rondeel, dat we hier laten volgen:
‘In avondtuin een vrouw, die lage lamp ronddraagt
En zoekt naar bleeke bloemen voor haar kind,
Dat binne' in huis, op sterfbed laatste wenschen vraagt,
En enkel nog wat licht en bloemen mint.