Zij gang was slepend, en 't hoofd hing wat voorover naar de borst. En den boer ziende, bleef de ruigaard staan en sprak:
- Gij de meester der hoeve alginder?
- Wat wilt ge?
- Werk!
- Geen vagebond onder m'n volk. Zoek verder!
- Verder? Maar eten moet ik en ik kan niet!
- Voort, hond, of ik....
De doler, den kop neer en schouders op, gromde iets tusschen de tanden, en stapte dan een wegeltje in tusschen rijp graan, zijn gestalte donkerend al gekeerd naar de zonne...
En Verschaffelt, na den vent enkele stonden te hebben nagekeken, ging nu verder, hier en daar ophoudend in gedachten, hoe schroeierig de zonne. Op zijn weiland begon hij zijn toorn uit te werken tegen de neergehurkte koeien.
- Luie beesten, graast! Op stal, geen zier!... Graast om melk en boter of...
Eene vaalbeplekte keek hem stom aan, en kwijl rekte van haar muil. En de boer meumelde ze na en, in onmacht en woede schopte hij ze in de flanken, zoodat al de verschrikte dieren hossebosten tot aan een rietbosch.
En zoo daalde de dag, en wanneer de avondzonne vuurde in 't Westen, en de half verschroeide pikkers, moe van arbeid, terug waren ter hoeve en d'r nog 'n stondeken te rusten zaten op de bank aan 't voorhof, zwijgend te rusten, stond Verschaffelt steeds te denken aan 't binnensmondsche dreigement van den vagebond; te denken soms ook aan het geld dat hij aanstonds nog eens zou kunnen tellen en hertellen in den kelder, waar hij