| |
| |
| |
Rubriek van Tijdschriften
December-afleveringen.
Groot-Nederland geeft ons het bekende tooneelstuk Ysbrand, eene tragi-comedie van Frederik van Eeden; van Karel van de Woestijne: Verzen bij den aanvang der Lente, waarvan uit het deel ‘Het huis en de Tuin’, dit zeer mooie en subtiele versje, weer een getuige is van het zuivere, vol-bloeiïge talent dat deze vlaamsche dichter in zijn laatste werk ons openbaarde:
De rozen doomen en dauwen
er waart een paarsere schaaûwe
De vijver blankt in dampen;
de troostlijke nacht begint.
- Ontsteek, ontsteek de lampe:
Mijn angst ontwaakt, o kind.
Van Jan Walch het vervolg van zijn zeer belangrijk artikel Humanist en Christen in de XVIIe Eeuw; Suze la Chapelle-Roobol heeft eene raak naar het leven geteekende novelle: Fientjes moeder. Het einde dan, een stukje elegisch proza van H. van Loon. In het Dramatisch overzicht schrijft W.G. van Nouhuys nogmaals over het Hamlet-probleem (repliek op het schrijven van H. De Boer over Hamlet in Nieuwe Gids; in feit voortzetting der polemiek tusschen W.G.v.N. en D.B.)
| |
| |
Van Herm. Heyermans' jongste werk: De Groote Vlucht, satirieke komedie in vier bedrijven, schrijft W.G. v. N, o.m. het volgende: ‘Het milieu wordt de residentie van een klein Duitsch vorstendom. Daar heerscht vorst Ossip VII, een kleingeestig, gemoedelijk, heerschzuchtig en bekrompen potentaatje, die niet wil dat de vliegende menschen gebruik zullen maken van zijn lucht, die daarover confereert met zijn slotbewaarder, zijn geheimschrijver, zijn adjudant, zijn hofprediker en zijn minister van oorlog, maar die ten slotte voor het onafhankelijkheidsgevoel en den vlieglust van zijn eenigen zoon, den toekomstigen Ossip VIII genoodzaakt wordt zijn verzet te staken, ja zelfs zijn toestemming te geven tot een mesalliance: het huwelijk van genoemden zoon met de schalksche, lieve dochter van den uitvinder der nieuwste vliegmachine.
Maakte nu dat gedoe aan een klein hof den indruk van door den auteur zelven gezien te zijn, gezien zooals de anders door Heyermans gebruikte realiteit met de hem eigene gave van opmerken en detailnoteering, dan bestond er geen bezwaar, maar..... we missen die documenteering. Heyermans heeft niet naar het leven, hij heeft naar literatuur gewerkt, naar spotwoord en spotprent van den dag, naar de Serenissimus-voorstellingen en-Witze van welke laatste de Duitsche spotbladen er zoo tallooze verspreid hebben. Het is daardoor geworden grappigheid uit de tweede hand.’ - En verder, na gewezen te hebben op een paar tooneelen die hem als eenigzins gelukt voorkomen, zegt hij: ‘maar als geheel bleef het stuk ver beneden de verwachtingen, die we eenmaal altijd nog hebben van een nieuw tooneelwerk van dezen als theaterman zoozeer begaafde. Het wordt nu wel een reeks van teleurstellingen: Allerzielen, Uitkomst, Vreemde Jacht, De Groote Vlucht, De Meid, - er is reden tot bezorgdheid’; ook nog dit: ‘Dat hij - (Heyermans,
| |
| |
n.v.d. Red.) - voor zijn onderwerp als zoodanig, de parodistische behandeling van toekomstvliegerij, gevoeld heeft, het blijkt uit enkele détails in de eerste twee bedrijven, het blijkt vooral uit het derde, waar op allerlei nieuwe situaties gedoeld wordt, maar daarbij is het vrijwel gebleven.
En wat het geestige aangaat... bij de vele woordspelingen met al wat in onze taal op vliegen duidt zijn er heel aardige, doch de schrijver behoudt nog altijd een niet van fijnen smaak getuigende voorliefde voor het platkomieke, ook zoo hinderlijk in De Meid..’ - Ten slotte de vraag: ‘Hebben we ons zoo deerlijk vergist toen we in Ghetto en op Hoop van Zegen de vóórduidingen zagen van een in de toekomst machtig talent?’.
De Gids met zeer waardige bijdrage van Prof. R.C. Boer: Reisherinneringen uit Noorwegen, zeer rijp en breed artikel; Dr P.C. Boutens, weer eens, met Tien vergeten liedjes, sober-rijk van gevoel en in zoo simpel-mooi geklank van woorden die zulke fijne, zeer groote verzen vormen. Als voorbeeld dit o zoo mooi van ziele-, zoo schoon van lijnen gedichtje:
| |
Geluk.
Dit is de vreugd die langer duurt
Dan d'eigen dag, dan overnacht;
De vreugd die groeit in droomen onbedacht
En, voor de zon den witten morgen vuurt,
Om roereloozen slaper wacht
In al der aardedingen donkere pracht;
Dit is de vreugd die zich niet meer bezint:
O onverwonderd wonder, heilge macht
Van 't dagelijks herboren kind
Dat vreugde om vreugde alleen bemint
En de aard tot in den hemel lacht;
Dit is de vreugd die duren kan en duurt: -
| |
| |
Generaal H.P. Staal in een artikel Speer en Schild stelt zich ten doel de niet-militairen, die zich evenwel 't zij in Kamerfunctie of als journalist met de landsverdediging van Holland bezig houden, op de hoogte te brengen van de militaire wetenschap, waar hij zoo menigmaal bestadigde dat die bemoeiing van dergelijken zich bepaalde tot de financieele zijde van het vraagstuk.
Een belangrijk artikel van J. de Jager, waarin hij spreekt over Professor Bolland en de Metaphisica, waarin hij schrijft o.m.: ‘Wel erg is 't, dat prof. Bolland nog niets verder is dan Hegel in 1825, wanneer er gevraagd wordt naar het doel des levens, wanneer er gevraagd wordt, van waar wij komen en waarheen wij gaan; waardoor we hier zijn en waarvoor we hier zijn; hoe we wel en niet moeten handelen; waarom dit goed en dát verkeerd is’..... en in zijn lang epistel tracht hij dit te bewijzen.
In nr II van zijn Dialogen, dat betiteld is Wat...., geeft Johan de Meester met even flink-korte bewegingen een schijnbaar doodgewone familietafereeltje, waarin hij echter weet te leggen een diepte van gemoedsbewegingen, waarin hij, met fijn-voorzichtige hand en streng-objektivistisch, dingen uit het smartelijk ik der menschenkindren aanraakt.
Verder nog eene bijdrage van Dr O. Oppermann over Holland onder de Regeering van Graaf Floris V. 1256, '96; Een artikel over De Berner conventie, te Berlijn herzien, waarin Herman Robbers met flinke ernst en duchtig te keer gaat; ook nog een goed wetenschappelijk stuk over Darwinisme contra Wallaceïsme door Prof. A.A.W. Hubrecht en eene korte bijdrage van Prof. P. van Romburgh over Landbouwonderwijs.
In het bibliographisch overzicht wordt o.m. over de zoo veel besproken nieuwe roman van C. en M. Scharten Antink: Een huis vol menschen, gezegd: ‘Dat het hier verhaalde zijn ontstaan dankt aan
| |
| |
hetgeen de schrijvers te Parijs, waar zij geruimen tijd als correspondenten van het Handelsblad woonden, opmerkten en ondervonden, geeft aan het boek een stempel van authenticiteit. Maar dat C. en M. Scharten-Antink, ondanks hun verblijf in de Fransche hoofdstad, Hollandsche kunstenaars gebleven zijn in hart en nieren, dat bewijzen den aard van opmerken, hunne kunst van Kleinmalerei, dat bewijst het gezond realisme van hunne voorstelling, dat bewijst eindelijk de taal waarin het boek geschreven is.’
In Elsevier's Maandschrift valt bijzonder op Op Bali, door W.O.J. Nieuwenkamp, die zijn tekst geillustreerd heeft met 'n viertal eigenaardige, warme teekeningen; ook een artikel van Henri Dekking over de schilderes Marie de Roode-Heyermans, waarin voorkomen enkele producties van hare schilderijën, waarvan ons goed aandoen en als krachtig werk voorkomen de behandelingen van de verschillende oude-vrouwtjes-figuren.
Verder eenige verzen uit het boek ‘Van later Dagen’ door Frans Bastiaanse, waarin soms groote ziel spreekt maar ook wel eens het vers zwakt naar onharmonisch gezeg. Ook vervolg van Herman Robbers' roman van een gezin: Eén voor één, staat in deze aflevering.
De XXe Eeuw, die, aanvang 1sten Januari, versmolten wordt met ‘De Nieuwe Gids’, (redactie W. Kloos, Van Deyssel, Dr Aletrino, Dr Boeken, M. Fr. Erens, Jac. Van Looy, Frans Netscher), biedt ons als afscheidsgroet, een reeks merkwaardige gedichten van A. Roland-Holst, waaruit dit volgende sonnet:
| |
Morgen.
Er is een grijs, dat mij geen droefheid geeft
Maar wijde vreugde, die ik zingen wou
In zilvren morgen, als de droppen dauw
Nog beven op het gras, dat medebeeft,
| |
| |
En als de lucht, voor nog bewegen leeft,
Zich wijd en blij voelt, en de wolkenbouw
Vol jonge Goden staat, die 't eerste blauw
Bepareld waas om gouden lijven weeft -
Als 't licht, de oogen vreugde-vochtig, waakt -
Maar stil blijft liggen, wachtend tot de lucht
Zich over hem zal buigen, en 't genucht
Van haar bedauwde mond zijn oogen raakt,
Dan is in 't wijde wachten 't eerst gerucht
Dat Dag in zilvergrijze morgen maakt.
Andere bijdragen van: Frans Bastiaanse, Henri Van Booven, Van Deyssel, Lysen, Dr Boeken, Ritter Jr. en Nuys.
De Beweging laat verschijnen: van Nico van Suchtelen: Het Al-Eenig Leven, een dichterlijk-wijsgeerige geloofsbelijdenis, 3de deel, over: ‘Zijn en Zelfbezinning’; Elementen door Albert Verwey, niet zeer keurige verzen; een vertaling van Shelley's Prometheus Ontboeid, lyrisch drama in vier bedrijven, door Alex Gutheling; verder een lezenswaardig artikel van Is. P. de Vooys over Sociale Hygiëne, naar aanleiding van de 5e vergadering der Internationale Vereeniging voor wettelijke bescherming der Arbeiders, gehouden Sept. 1908 te Luzern, Boekbeoordelingen van Albert Verwey en Prof. Dr T.J. de Boer.
In De Nieuwe Gids: een wat langdradige, doch goed geschreven novelle ‘Modelletje’ van M. Verster-Bosch Reitz; een goed artikel van H. de Boer over Dramatische Problemen, waarin hij het heeft over de beginsel vraag: moet men bij de vertooning van een klassiek stuk, Hamlet van Shakespeare, bv. gebruik maken van al de middels die de actueele tooneelregie tot hare beschikking heeft en van al de middels die een modern voordrager-tooneelspeler aanwenden kan? Ed. Verkade nl. speelt Hamlet in een tot bijna niets-herbracht dekorum, bij een ge- | |
| |
dempt licht, in een tot illusie vervaagd, verschimd verleden, met figuren van monotoon beweeg en monotone voordracht; daartegenover Willem Royaards die ‘een grondfiguur aanpast aan de behoeften van onzen tijd en onze tooneelmachinerie’ die ‘niet door ontkenning van de tooneelmachinerie van onzen tijd, maar daar door héén, komen wil tot die rijke en ingetogen soberheid van stijl die geen zwakte of armoe aan middelen kan verbergen’. Bij Royaards ‘wordt gespeeld’, bij Verkade ‘wordt eene plastische uitbeelding van het spel gemist’.
In dit nummer een ontroerend, tragisch In Memoriam: Hans Koldewijn door Willem Kloos. Deze schrijft o.m.: ‘Hadden drukke bezigheden 't mij niet belet, dan zou ik al lang gedaan hebben, wat 'k nu doe bij deze, nl. een woord van waardeerende herinnering wijden aan een twintig-jarig dichter, die in Februari 1.1. bij stormachtig weder op de rivier de Waal zeilend, verdronken is..
Dit wezenlijk-treurig ongeval, waardoor met één golfslag een jong menscheleven en een mooie hoop voor de toekomst moest verdwijnen, doet in de verte eenigzins denken aan het lot van Shelley, die eveneens, ondanks waarschuwingen het water opgevaren, het slachtoffer werd van zijn levensdurf of stervensmoed.
Inderdaad, Hans Koldewijn hechtte lang niet genoeg aan het leven, om alle kansen te berekenen, altijd klaar te voorzien wat de gevolgen van een wilde daad konden zijn. Maar valt het te betreuren, dat de arme jongen niet tegen-in de moeilijkheden, waarmede hij had te kampen, flink stand heeft gehouden, inplaats van zich onberedeneerd te laten gaan op den stuwdrang dier onbewuste macht in zijn binnenste wezen, die hem de rivier op heeft gedreven, naar zijn ondergang?..
| |
| |
Volgen dan enkele mooie verzen en een diepheerlijk sprookje van Hans Koldewijn; maar vooral het eerste vers is aangrijpend wijl het als 't ware het voorgevoel van de dood uitdrukt, waarmee de jonge dichter in zich liep. Hier volgt het:
Ik ben een heel klein kind, dat donkere oogen heeft,
Waaruit de wolken van zijn weemoed drijven,
Dat lacht in gouden dagen, maar in 't duister beeft
En dat niet weet, wat van zijn mooi zal blijven.
Het voelt een ver geluk, dat aan den hemel zweeft
En voelt het ver achter zijn lach verdrijven -
Strekt niet zijn beide armen, want zoo zachtjes leeft
In zijn teer hart, dat 't toch niet lang zou blijven.
Het ziet de verre, wijde wereld aan
En staat heel stil - wat zal ik, kind, beginnen
Aan verre dingen, die in 't duister staan,
Aan dagen die ik niet zie - aan wijze menschendingen?
Ik droom zoo zachtjes, dat het Leven, wonder-teer begaan,
Mij nooit meer droeve versjes voor zal zingen.
Er zijn in dit nummer ook verzen van J. Reddingius, Giza Ritschl, H.C. Buurman en bijdragen van N. van Middelhoven, Marie van Maanen, Dr H.J. Boeken, H. van der Mandere.
Vragen van den Dag bevat belangrijke stukken van Frederik Rompel, Dr H. Blink, J. Daalder, Dz., Dr G.W. Bruinsma, Alfred Fouillée.
Redaktie.
|
|