Nieuw Leven. Jaargang 1
(1908)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Herfst.Uw oogen droomen dragend
hebben den tijd verkort,
als om vergiffenis vragend
dat het nu herrefst wordt.
Uw lippen zoenen brengend
voor wie niet sterven kon
worden nu bleek, zich zengend
aan 't vuur der laatste zon.
Uw handen moe van werken
hebben zich saam geslaan,
als van een die ter kerke
zijn leed wil klagen gaan...
| |
[pagina 196]
| |
Avond.Wijl de avond wegdeint als een glans die sterft
in hoogsten bloei van eigen gloring
en wijl, heel even, de bekoring
in mij groeit schuchter en bedeesd
naar 't geen troost of geneest;
Hoe komt het vrouw dat gij niet zacht kunt zijn
gelijk de kalme avondlucht
en dat ik, voor uw zoen beducht,
op mijn vermoeid en bleek gezicht
den kus verkies van 't licht?
| |
[pagina 197]
| |
Nacht.Nu zijn de sterren in den nacht
zoo hoog, zoo hel, zoo verre;
ze zijn voor een die troost verwacht
te ijskoud al die sterren.
Hun wreede gloed glanst in mijn oog,
mijn lief! en in het uwe
dat flikkerend op 't mijne woog
in lust, een schaduw-schuwe.
O! 'k voel mijn hoofd zoo branden...
Kom! streel de pijn weg die 't omtoog
met uwe wuivend-zoete handen
en kus dien gloed weg uit mijn oog...
| |
[pagina 198]
| |
Treurliedje.Ik had beloofd dat 'k sterk zou zijn
en dat de kunst het werk zou zijn
van al mijn levensdagen...
Ach! waarom wondde uw liefde dan
het hart van iemand die 't niet kan
verdragen.
En wijl ik dacht hoog-op te gaan
en met met mijn trots alleen te staan
te midden slaafsche zielen,
hebt gij me met uw zachte kracht
voor de enkele weelde van uw pracht
doen knielen.
En daar ik ben als 't schuchter kind
door schitter-schoone glans verblind
van al te schelle kleuren,
en het verleden zacht herdenk,
hoe zou ik om uw min-geschenk
niet treuren?
| |
[pagina 199]
| |
Oktober.Zoo blij, zoo blank is 't in mijn woning,
zoo wonnig onder de bekroning
der najaarslucht,
dat ik in opperste belooning
mijn hart voel rijpen als een vrucht.
Zoo blij, zoo blank is 't in mijn ziele
waarin de reine stralen vielen
der najaarszon
dat 'k in aanbidding neer zou knielen
of ik een nieuwe jeugd begon.
En langs de stervensmoede dreven
heb ik gevoeld in 't kleurenzweven
van licht en vuur
de volheid van geheel een leven
in 't stralen van een enkel uur.
Jan van Nijlen.
|
|