Nieuw Leven. Jaargang 1
(1908)– [tijdschrift] Nieuw Leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SchoolartsenGa naar voetnoot(*)De schoolhygiëne, een der ondervakken van de algemeene gezondheidsleer, heeft in de laatste jaren eene belangrijke uitbreiding genomen. Vooral bij onze Oosterburen hebben de Gemeentelijke Overheden den schoolhygiënischen dienst op ernstige wijze ingericht; in de laatste jaren is het vraagstuk der schoolartsen ook in Nederland op den voorgrond getreden en heeft er tot een belangrijken pennetwist aanleiding gegeven, terwijl intusschen enkele steden reeds den schoolhygiënischen dienst hebben ingericht. In België bestaan, in de groote steden, sedert lang schoolartsen, wier rol echter zeer beperkt is, terwijl de stad Antwerpen een paedologisch laboratorium bezit, waarvan Dr M.C. Schuyten, met veel gezag en kennis, de werkzaamheden leidt. Als men de Nederlandsche literatuur betreffende het schoolartsenvraagstuk nagaat, dan vindt men nopens practische toepassing zoovele verschillende zienswijzen als er schrijvers zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En geen wonder! Ieder begin is moeilijk: de practische schoolhygiëne is nog in wording en men staat eenerzijds tegenover tal van oude vooroordeelen, anderzijds tegenover hygiënisten waarvan sommigen, op grond van wetenschappelijke onderzoekingen bij honderdtallen ondernomen, als het ware eene radicale hervorming wenschen van alle bestaande als antihygiënische bestempelde gewoonten en daadzaken. Daarbij dient nog gevoegd dat, zooals vooral alle jongere takken der wetenschap, de schoolhygiëne zich nog gedurig wijzigt, en nog een aantal zaken aanleert, die heden waarheid zijn, doch morgen leugen zullen heeten. De strenge eischen der eerste schoolhygiënisten, welke men in Hongarije steeds wil voldoen, worden echter daar waar men toepassing waagt, langzamerhand getemperd; aldus vinden wij thans tusschen de radicalen welke de hygiëne vooraf, de paedagogie achteraan, en de behouders welke alle inmenging van schoolartsen verwerpen, alle tinten en kleuren die in minder of meerdere mate aan beiden, hygiënisten en paedagogen (d. i. onderwijzers), voldoening willen geven, en op een harmonisch streven van beide rekenen. Aan de zijde der eersten staan Duitschers en Hongaren, aan die der conservateurs DirksGa naar voetnoot(1) en Van DierenGa naar voetnoot(2), de eerste een onderwijzer, de tweede een arts; daartegenover en onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Nederlanders Dr BurgerGa naar voetnoot(1), Dr OosterbaanGa naar voetnoot(2), Dr KleinGa naar voetnoot(3) om er slechts enkele te noemen. Daarbij komt het zeer belangrijk verslag van de Vereeniging van Hoofden van Scholen in Nederland.Ga naar voetnoot(4) Uit de Nederlandsche brochuren die ik heb ingezien, en die slechts een gedeelte van de literatuur onzer Noorderbroeders uitmaakt, blijkt dat de primitieve schoolarts, die heel het onderwijs moest omvatten en een alles beheerschende nieuwe autoriteit zou daarstellen, in Nederland geen verdedigers meer vindt. Ik wil nochtans vooraf de eischen dezer laatste in groote trekken aan duiden en dan beginnen met de analyse van de werken der tegenstanders Dirks en Van Dieren, om verder het standpunt der tegenpartij uiteen te zetten. Het is bekend dat het gebied der Schoolhygiëne, omvat:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een zeer uitgebreid programma dus! Van Dieren, een arts, komt ons voor als de meest verstokte behouder. Zijne beweegredenen kunnen wij resumeeren, als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meer dan door instelling van schoolartsen zal men volgens V.D., bekomen door het verspreiden van hygiënische raadgevingen, zooals hier te Gent en in andere steden bij aangifte van geboorten afgeleverd worden, in de huwelijksboekjes worden ingelascht, enz. Het zou voldoende zijn dat men aan den onderwijzer het recht toekenne een kind, bij hetwelk hij een besmettelijke ziekte vermoedt, van de school verwijderd te houden totdat hij door een briefje van den huisarts verneemt dat de ziekte al of niet besmettelijk, in voorkomend geval dat het kind genezen is (en ongevaarlijk voor anderen). De onderwijzer behoeft daartoe geen schoolhygiëne te kennen: eenige raadgevingen (schrijver geeft die als bijvoegsel aan zijne brochure in 10 bladzijden op) zijn daartoe voldoende. Schoolartsen zijn onmachtig tegen uitbreiding van epidemieën van mazelen, roodvonk, diphterie; kinkhoest (‘het zou wel moeten medevallen moest een kind aan laatst genoemde ziekte lijdend, juist een bui krijgen als de arts er is’). De onderwijzers kan die taak verrichten die men van den schoolarts vraagt en, vermits deze toch niet mag behandelen (enkel opsporen) is hij dan ook nutteloos. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor tandziekten zijn schrijver 's raadgevingen voldoende. - Voor ruggegraatsverkrommingen is de gymnastiekonderwijzer de aangewezen man. Merken wij hier aan dat alle voorstanders wijzen op de groote diensten welke de onderwijzer - na een cursus over de schoolhygiëne gevolgd te hebben - hier kan bewijzen. Volgens Van Dieren kunnen ouders en onderwijzers het bestaan van ziekten bij de kinderen vermoeden en dus den arts specialist raadplegen. Dat dit niet de waarheid is, bewijst het schoolonderzoek te Leiden gedaan door Stighter; en De; Jong;Ga naar voetnoot(1) in 3 scholen met elk ongeveer 500 leerlingen.
Doch laten wij nog een oogenblik tot Van Dieren terugkomen: Het regelmatig herhaald onderzoek der kinderen vindt hij nutteloos; en dit staaft hij o.m. Door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voorbeelden als: ‘Menige vrouw ontdekt soms een knobbeltje in de borst, dat kankerachtig blijkt te zijn en moet verwijderd worden. Is dat een reden om alle vrouwen op geregelde tijden te laten betasten?’ (blz. 97). Ik tracht U door enkele uittreksels U een staaltje van den door schrijvers aangeslagen toon te geven: ‘......de grootste belangstelling wordt getoond tot in het sentimenteele toe, als 't de natte voetjes betreft van kinderen, die expres door de plassen loopen of wier moeders het niet met hunne standsbegrippen overeen kunnen brengen om de telgen liever op klompen dan op lekke schoentjes te laten loopen.’ (blz. 13). Verder betreffende de hygiëne van het schoolmateriaal: ‘Als ik ooit een inleiding of een handleiding ga schrijven dan zal ik er bij voegen: de kaarten mogen gedurende het onderwijs niet onderste boven en ook niet achterste voren worden opgehangen.’ (blz. 24). En verder betrekkelijk de overlading: ‘allerwege hoort men bij kinderen, die de (lagere) scholen verlaten hebben, dat bitter weinig van de lading is overgebleven’. Dergelijke woordspelingen en kwinkslagen zijn niet zeldzaam. Dat zulk een toon niet van aard is om velen te overtuigen, behoeft wel niet onderlijnd te worden. Is wel als ernstig op te vatten de bewering dat schoolhygiënische kennis zooveel als overbodig is? Volgens V.D. kunnen de onderwijzers, zelfs zonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de kennis der schoolhygiëne, alles doen wat van den schoolarts vereischt wordt! Hij maakt van hen dus constateerende artsen welke voldoende kennis kunnen putten in de hygiënische raadgevingen v.d. schrijver! ‘Deze 10 blz. zullen veel meer nut stichten dan 18 schoolartsen en niet alleen nuttig zijn voor schoolgaanden maar voor eenieder.’ Voor de paedologische wetenschap, die in de laatste jaren vooral op experimenteel gebied, een verbazende vooruitgang heeft gemaakt, heeft hij niet de minste waardeering over: ‘Wat de paedologie tot dusver met behulp van het hijschtoestelletje, twee passerpunten en ook op andere wijze opleverde, is niet rijp genoeg om er rekening mede te houden; de paedologen moeten vooralsnu de vruchten van hun arbeid uitsluitend aan elkander opdisschen; in de boeken over schoolhygiëne mag men er m. i. geen regel voor beschikbaar stellen’.Ga naar voetnoot(*) V.D. eindigt verder zijne polemiek tegen de Schoolcommissie (blz. 158) met de volgende ophitsende woorden: ‘'t Wordt tijd dat de geschikte Amsterdamsche onderwijzers - ik heb hun aantal op ongeveer 1650 van de 1800 geschat - front maken tegenover zulke volksopvoeders’. Hij zegt ook dat de schoolarts zooals hij oorspronkelijk ontworpen was (met dictatoriale macht) heeft reeds afgedaan; ‘zoo zal het ook gaan met zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opvolger die leuzen, zweetvoeten, stinkneusjes enz. zal moeten constateeren.’ De brochure bevat ook veel goeds en n.l. de voordracht (met weerleggingen) van Dr Klein, hooger aangehaald. Dirks is niet een principieel tegenstander van den schoolhygiënist. Hij wil echter niet hooren van een nieuwe autoriteit die als een ‘politieagent’ in de school zou dringen en er een toezicht uitoefenen dat in de handen van den paedagoog blijven moet. Is de onderwijzer onbekwaam, dan leere men hem schoolhygiëne. Hij wil het hygiënisch toezicht der lokalen enz. aan bevoegde personen (niet-medici) overlaten, terwijl het noodige medisch toezicht buiten de school dient te geschieden. Hieruit blijkt reeds dat er bij sommige schrijvers als het ware een misverstand bestaat. Daargelaten de hygiëne van het leerplan, waar zeker met een goed voorbereid onderwijzend personeel, in voorkomend geval een eenvoudigen wenk van een schoolhygiënist (resp. arts) zou voldoende zijn, en dit vooral buiten de school zelve, bijv. onder vorm van voordrachten over de resultaten der jongste onderzoekingen op dit gebied, door lidmaatschap van dezen in den schoolcommissie, enz. Waar men van schoolartsen spreekt denkt men aan artsen. Bevoegde schoolartsen bestaan niet; daartoe moet van den medicus eene bijzondere voorbereiding geeischt worden (Zie verder). In de school moet volgens D. de onderwijzer alleen het toezicht over de kinderen houden. Vermoedt hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene ziekte, dan worden de ouders verwittigd met den raad een geneesheer te raadplegen. Vermoedt men eene besmettelijke ziekte, dan wordt het kind naar huis gezonden door den onderwijzer en zal slechts op gezag van eene verklaring van een geneeskundige terug toegelaten worden. De onderwijzer moet daartoe natuurlijk eene bijzondere opleiding ontvangen: hij is tegenwoordig even min opgewassen als de artsen het zijn. Schoolartsen neemt hij aan met de volgende rol: hun oordeel uitspreken wanneer de onderwijzer het hun vraagt betreffende de vragenlijsten (certificaten) welke de kinderen bij het intreden der school of na eene ziekte vanwege den huisarts medebrengen; doch alleen wanneer de onderwijzer daarover toelichting verlangt d.i. in sommige twijfelachtige gevallen. Dus moet het hygiënisch toezicht in handen der autoriteiten blijven; het medisch toezicht kan grootelijks door den onderwijzer, die schoolhygiëne kennis dient te bezitten, uitgeoefend worden; aan den ‘schoolarts’ wordt een zeer ondergeschikte rol toegekend.
Wij hebben hooger gezien dat Van Dieren, een arts, uitgaat van het standpunt dat een greintje gezond verstand voldoende is om de hygiënische voorschriften zelf te formuleeren en na te volgen en dat de paedologie als wetenschap geen recht van bestaan heeft. Het zou tijdverlies zijn te trachten Van Dieren tot eene andere zienswijze te brengen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermits hij inderdaad met de uitslagen der onderzoekingen op dat gebied bekend is en er slechts spot en kleineering voor over heeft. Dirks, een onderwijzer, heeft vooral vrees voor de intrede van een nieuwe autoriteit in de school, en wil enkel het geneeskundig onderzoek buiten de school. Prof. Burger meent terecht dat daarvan in vele gevallen niet veel zal terecht komen. Hij vermoedt dat het invullen van vragenlijsten door artsen met veel zieken vaak ‘met den Franschen’ slag zal geschieden.. Ik zal de voornaamste bezwaren van Dirks opsommen en daarop laten antwoorden - niet door geneesheeren - maar door het grondig bestudeerd verslag der Hoofden van scholen in Nederland, die zich als 't ware onvoorwaardelijk ten voordeele van de schoolartsen verklaren, maar zonder inbegrip in hunne bevoegdheid der hygiëne van het leerplan. Dit verslag doet vooral uitkomen ‘dat de onderwijzer niet de aangewezen man is om de regelen v.d. gezondheidsleer in toepassing te brengen; dat de vraag hoe men ziekten voorkomt, zeer nauw samenhangt met de vraag, hoe ze worden genezen, (ik voeg erbij: hoe ze ontstaan) en er dus voor hare beantwoording eene opleiding noodig is, zooals alleen een medicus heeft genoten’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de miskenning van het recht der ouders hechten de Hoofden van scholen niet hetzelfde belang als Dirks: Schoolartsen behandelen immers niet, de vrije artsenkeus blijft onaangeraakt. Laten wij deze bewering aan feiten toetsen. Bij het onderzoek der kinderen van 3 Leidsche scholen, werd op 1456 gevallen slechts in eén enkel geval door de ouders dit onderzoek geweigerd. - Weigeren de ouders de kinders te laten vaccineeren? Zal er wel iemand te vinden zijn die er bezwaren tegen heeft dat de schoolarts hem verwittigt dat zijn kind aan een bepaalde kwaal lijdt en hem het middel aanduidt om het ervan te verlossen? De uitslag van voornoemd onderzoek toont aan dat integendeel de ouders belangstellend en dankbaar de gegeven inlichtingen ontvingen. Zeer talrijke kinderen gingen zich onmiddellijk voor de gevondene kwalen in behandeling stellen. Het onderzoek naar het voorkomen van ade- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noiedGa naar voetnoot(*) voerde tot een overeenstemmend resultaat: van 31 gevallen door Dr Burger vaslgesteld, lieten zich 27 opereeren Dat, langs den anderen kant, de ouders, waar dit toegestaan is, van de toelating tot onderzoek door den huisarts, geen gebruik maken, heeft de ondervinding te Arnhem bewezen, terwijl minder begoede ouders er met vreugde het aanstellen van schoolartsen begroeten en van hunne zijde niet de minste tegenwerking bestaat. Eindelijk de bezwaren van wege de onderwijzers: Dirks meent dat de bezoeken v.d. schoolarts de orde zullen storen, simulatie aanmoedigen, neurasthenie veroorzaken, enz. De onderwijzer moet eischen baas in de school te blijven. Doch hier ook staan de Hoofden van de Scholen op een ander standpunt: ‘de onderwijzer hoeft niet beducht te zijn’, zegt hun verslag. De schoolarts zou naast hem staan als welwillend raadsman en niet als te veel eischendcontroleur. Men mag niet vergeten dat lichamelijke vooruitgang een eerste vereischte is tot geestelijke vooruitgang en dat vele kinderen gestraft worden als onoplettend en gebrandmerkt als dom omdat zij aan eene kwaal lijden. In tegenstelling met de eerste paedologen, met het Hongaarsch systeem, is men het daarover eens geworden dat de hygiëne van het onderwijs, van lesrooster, enz., buiten de bevoegdheid van den schoolarts ligt. Wel is waar meende Griesbach dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de schoolhygiënist eigenlijk uit een medicus en een paedagoog met practische ervaring moest bestaan en zegde Lieberman dat de opleiding van de schoolartsen in overeenstemming moet zijn met den hun opgelegden drieledigen arbeid: nl. medische, speciaal-hygiënische en paedagogische taak, maar feitelijk zijn er in Duitschland slechts 2 voorbeelden van den ‘îdealen’ schoolhygiënist te vinden: de andere schoolartsen ten getalle van meer dan 700 houden zich buiten die zaak. Ook die ‘Vereinigung für Schulgesundheitspflege’ in Hamburg besluit na grondige bespreking: ‘Met het innerlijke leven der school, met de inrichting van lesrooster, huiswerk, enz., heeft de schoolarts niets te maken. En de Hollandsche medici meenen het ook niet anders. Terwijl Oosterbaan, de voorvechter van het schoolartsen-idee dit punt buiten bespreking laat, zegt Dr Klein in zijne welsprekende rede: ‘De hygiënische controle van het onderwijs en der leermiddelen vormen samen de paedagogische hygiëne of hygiënische paedagogie. De hygiënist is geen paedagoog. Alles wat op paedagogisch gebied ligt behoort niet tot het terrein van den hygiënist maar tot dat van den onderwijzer. Daarin mist de schoolarts als niet-deskundige het recht van inmenging.’ Ook Burger komt er uitdrukkelijk voor op dat de hygiëne van het onderwijs uitsluitend het terrein blijve van den opvoedkundige. Is men het hierover eens dat de bevoegdheid van den schoolarts zich niet over de hygiëne van het onderwijs uitstrekt, dezelfde eenstemmigheid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestaat over de noodzakelijkheid van streng hygiënisch toezichl over de lokalen, hunne verlichting en wat dies meer. Doch hier kan een gewoon medicus weinig nuttigs verrichten; het moet een geschoold hygiënist zijn wiens raad langzamerhand overbodig zal worden, als de belangstelling der onderwijzers door hem op een aantal punten zal gevestigd zijn. Ook over de noodzakelijkheid van medisch schoolonderzoek bestaat in princiep eenstemmigheid. Daargelaten dat vele huisgezinnen geen ‘huisarts’ hebben, komt deze toch maar wanneer hij gevraagd wordt en het grenst aan naïveteit te denken dat de ouders zelf de kwalen hunner kinderen kunnen vaststellen (Van Dieren). De schoolarts komt ongevraagd en kan aldus de hand leggen op niet vermoedde ziekten, en zoodra hij eene afwijking bespeurt, kan hij den onderwijzer nuttig wenken, en eventueel aan de ouders raad geven, het kind onder medische behandeling te stellen. Waar de kinderen, in hun eigen voordeel, gedwongen worden de school te bezoeken, daar heeft de overheid toch tot plicht te zorgen dat de gezondheid der kinderen er geen gevaar loope; en de ouders die het recht hebben dit te eischen, hebben er alle belang bij dat een streng medisch onderzoek op de schoolkinderen uitgeoefend worde. En wij weten nu dat de school het broeinest is van allerhande ziekten en kwalen die kunnen vermeden worden. Laat mij toe hierbij iets langer stil te staan.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het vroegtijdig herkennen van die gevallen, en ik steun niet het minst op de chronische ziekten, welke de kinderen in staat stellen de school te blijven bezoeken, is van ongemeen hoog belang - zoowel als het onderzoek van herstelde kinderen na een der gemelde epidemisohe ziekten: in gevallen van diphterie, om slechts een voorbeeld te kiezen, gebeurt het dikwijls (en dit is reeds feitelijk vastgesteld) dat de keel der ‘herstelde’ kinders nog krioelt van Loeffler's bakteriën en dat de aanwezigheid dier scholieren voor de anderen nog zeer gevaarlijk is. Hoe belangrijk sommige kwalen zijn voor den geestelijken vooruitgang van de kinderen zal blijken uit het volgende tabel ontleend aan Zaalberg.Ga naar voetnoot(*) De aanwezigheid v. adenoied werd de visu (met behulp van den keelspiegel) geconstateerd en men vond er op ± 250 meisjes 34%, op evenveel jongens 32 %. Vergeleken met de vorderingen door diezelfde kinderen gedaan, vond men:
Uit de statistiek van Burger: In de school voor achterlijken te Amsterdam leden 62.7 % kinderen (40 op 63) aan adenoied: na de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heelkundige verwijdering bij 27 kinderen, bleek dat op 4 hardhoorigen het gehoor bij 3 veel beter was en dat vorderingen en opmerkzaamheid door den onderwijzer in 10 gevallen als verbeterd, in 4 zelfs als veel beter aangeteekend werden. Dr Gantvoort weigert dan ook de behepte kinderen naar de schoolvacanties te zenden, zoolang het adenoied niet operatief verwijderd is. Dit adenoied-onderzoek heeft duidelijk aan het licht gebracht hoe adenoied zijn invloed uitoefent op de algemeene ontwikkeling, op den eetlust, op het gehoor; hoe de doofheid den vooruitgang en het karakter kunnen beïnvloeden. - De ervaring heeft verder bewezen dat de aanduidingen der onderwijzers van de kinders die adenoied zouden dragen, in zeer vele gevallen niet met de werkelijkheid overeenstemden. - En hier blijkt het oude spreekwoord ‘schoenmaker blijf bij uw leest’ eens te meer toepasselijk. Niet dat de hulp der onderwijzers niet nuttig zou zijn - wel integendeel - maar het adenoied-onderzoek in Holland, en dit alleen bedoel ik, heeft duidelijk aangetoond dat het een misslag was te denken, zooals velen a priori deden, dat de uitwendige teekens der kwaal voldoende zijn om zelfs door een niet-deskundige de diagnose te doen stellen.
Hier wil ik nog een ernstige tegenwerping ontmoeten, nl. de volgende: men tracht de hygiëne in de school alle voldoening te geven; goed verlichte, verwarmde lokalen, geschikte banken, onberispelijk water, men zendt de kinderen gedurende enkele | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weken naar buiten of aan zee.... en men doet niets om in te grijpen in de verschrikkelijk onhygiënische toestanden welke in de werkerswoningen bestaan: het is daar dat de kinderen het grootste deel van den dag verblijven, terwijl zij slechts 4- 5 uren in de school zijn. Een voorbeeld onder velen: voor de myopie wordt de slechte verlichting der school, de slechte druk der boeken enz. voor het grootste deel verantwoordelijk gesteld. Goed. Maar laat ons eens na het einde der klas, de kinderen volgen naar de huiskamer of het studeervertrek en uit hygiënisch oogpunt de waarde nagaan van de verlichting waarbij de huiswerken, het handwerk gedaan worden. Deze voortreffelijke taak werd te Amsterdam door StrubenGa naar voetnoot(*) gedaan voor de leerlingen van 2 scholen: eene waarvan de kinderen tot welgestelde familiën, eene andere tot de kringen der kleine burgerij of van gegoede arbeiders behoorden. De uitslag: in 38 op 101 gevallen was de verlichting te verwerpen als onvoldoende of door slechte plaatsing der lichtbron. Men moest - zeggen sommigen - ingrijpen in den ellendigen toestand waarin vele woningen verkeeren; het publiek in de gelegenheid stellen zich naar de regels der hygiëne te gedragen. De schoolhygiënisten zullen de eerste zijn om dergelijke maatregels toe te juichen, maar intusschen moet men ze daar doordrijven waar dit voor het oogenblik het best mogelijk is nl. in de school! Niet enkel omdat schoolautoriteiten hebben te zor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen dat de kleinen het minst mogelijk lijden door dat ‘noodzakelijke kwaad’ dat de school heet, maar omdat voor alle algemeene sociale maatregelen de kinderen het beste aangrijpingspunt zijn en dat deze maatregelen dán doeltreffend zijn als het publiek er toe voorbereid en van het doel volkomen bewust is. Besluit: Een hygiënisch-medisch toezicht is gewenscht, ja noodzakelijk. Een hygiënisch toezicht, gezien de gegronde klachten over reinheid van zalen, kapstokken, gemakken; gezien de dagelijksche fouten tegen ventilatie en verwarming (ik herinner aan het stoppen van ventilatietoestellen in schoollokalen ook, - horresco - in ziekenhuizen); gezien de hygiënische onkunde van vele bouwmeesters, die vooral voor het uiterlijke zorgen, van autoriteiten die ter besparing bij het veranderen van oude lokalen dit werk met de minst mogelijke onkosten en dikwijls tegen alle hygiënische regels in, doen uitvoeren. Een medisch toezicht, gezien den verderfelijken invloed van kwalen en ziekten - die aan de ouders ontsnappen - en van lichamelijke zwakte op geestelijken vooruitgang; gezien de gevaren voor een aantal aanstekelijke ziekten; gezien het ontstaan van schoolziekten, of het verergeren van bestaande kwalen door schoolbezoek. Burger zegt dat 2 feiten vaststaan, waarvoor alle theoretische bespiegelingen en alle schrijftafelbezwaren moeten verdwijnen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is voor niemand een geheim dat de onderwijzers meermaals de aandacht der schoolautoriteiten op slechte toestanden hebben gevestigd, doch het gezag missen om hunne oversten uit hunne werkeloosheid of onverschilligheid te wekken, en dat zij, het vragen moede, ten slotte zelf ontmoedigd en onverschillig worden. Werden zij gesteund door den schoolarts, een deskundige, die minder afhankelijk is, dan zouden de gegronde klachten veel meer kans hebben niet onder het stot vergeten te geraken. De bezwaren van wege de onderwijzers, van wege de ouders, heeft de ervaring te niet gedaan: men zie bv., het onderzoek te Leiden, die betreffend adenoied in Nederland; ook in Duitschland worden in dit opzicht geen bezwaren ontmoet. Een groot bezwaar blijft bestaan waarop de hygiëne altijd gaat stuiten: het finantiëele. In het verleden zijn nochtans de eischen der hygiëne reeds dikwijls aanhoord geworden: in het vervolg zullen onder den drang der omstandigheden de autoriteiten verder dat gebied betreden. Uitgaven bestemd om den aanstaanden burger tot den strijd voor het bestaan uit te rusten zijn beter besteed dan die millioenen welke jaarlijks voor geweren en kanonnen uitgegeven worden. Stoffelijk onmachtig, kan men, door hooge geestesontwikkeling, den strijd tegen vreemden met goed gevolg strijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik wijs hier enkel op het feit, dat na Austerlitz de Pruisische regeering besloot de helft van zijn budget aan het onderwijs te besteden, en zijn volk geestelijk te wapenen tegen de overweldiging uit den vreemde. Men zie den uitslag: de hooge intellectueele ontwikkeling van het Duitsche volk dat op de meest verschillende gebieden, zijne mededingers onwêerstaanbaar verdringt. Pruisen wilde zich heropbeuren (1810): het stichtte de Hoogeschool te Berlijn - en Koning Friedrich Wilhelm sprak te dier gelegenheid deze gulden woorden uit: ‘Wij moeten het verlies onzer stoffelijke krachten vergoeden door de krachten van den geest’.
Laat ons nu overgaan tot het bespreken van de practische oplossing van het schoolartsenvraagsluk. Dat het medisch toezicht door geneeskundigen moet geschieden hoeft nauwelijks gezegd; maar het hygiënisch? - Hier rijst de vraag: Wat is hygiëne? Hygiëne is eene toegepaste wetenschap; de behandeling harer verschillende onderdeelen eischt talrijke kennissen: hare methodes ontleent ze den scheikundige, den physicus, den statistiker, den bacterioloog, den geneeskundige; zij stelt als primordiale vereischte de kennis de ziektekunde die op zichzelf ondenkbaar is, zonder uitgebreide kennissen op het gebied van anatomie en physiologie, inbegrepen de psychologie. Dat de meest geschikte persoon om hygiënist te worden de geneeskundige is, zal nu wel duidelijk zijn. Dirks meent dit te mogen betwijfelen, doch met deze meening staat hij weder bijna alleen. In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den regel, moet men toch met Klein en Oosterbaan aannemen, dat de noodige kennissen tot het behoorlijk beoefenen der hygiëne alleen bij geneesheeren te vinden zijn. Echter is ieder medicus geen hygiënist, maar kan zich gemakkelijk tot hygiënist ontwikkelen. Niet anders spreken de Schoolhoofden blijkens de term ‘tweelingvakken’ die zij op hygiëne en geneeskunde toepasselijk maken.
Daarmede is echter niet uitgemaakt of aan denzelfden ‘schoolarts’ het hygiënisch en het geneeskundig toezicht zal opgedragen worden. De Commisie van den Geneeskundigen Kring te Amsterdam acht die vereeniging bijna ondenkbaar. Zij meent dat knappe hygiënisten en geneesheeren zich gewoonlijk tot elkander niet aangetrokken voelen. Burger houdt zich liever bij den schoolarts- ongeveer zooals wij hem in enkele Belgische steden kennen - den medicus, die door de alledaagsche praktijk zijn geneeskundige blik helder zou houden hetzij op algemeen hetzij op eenig bijzonder gebied. Althans voor de steden. Op de buiten - en dit verschil van toepassing is mij niet zeer duidelijk - neemt hij den specialist-schoolarts-hygiënist aan, die beide vakken vereenigt, iets wat hij voor de stad als ‘ondenkbaar’ beschouwt. Het advies van die Commissie, door het stadsbestuur in aanmerking genomen, laat de hygiënische maatregelen aan den stedelijken hygiënischen dienst over en de uitvoering daarvan (Burger en V. Tusschenbroek) aan de onderwijzers. Te beginnen met 1907, zal het toezicht op de scholen, waarvoor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f. 11.000 beschikbaar gesteld is, geschieden als volgt:
Echter heeft de meening dier Commissie zich niet overal in bijtreding mogen verheugen. Velen meenen dat medici wel in staat zijn aanwijzingen te geven over bouwplannen, over hygiënisch vereischte veranderingen aan bestaande lokalen, enz. Volgens Burger zouden over 't algemeen de wettelijke voorschriften en de goedkeuring door den schoolopziener bij bouwen of herbouwen van scholen voldoende zijn. En hiertegen zien wij onmiddellijk een man van ervaring, lid der schoolcommissie in den Haag, door voorbeelden bewijzen dat die voorschriften en goedkeuring niet de gewenschte waarborg leveren. Mijns inziens, is het systeem, waarvan Amsterdam de toepassing gaat beproeven, niet onvoorwaardelijk goed te keuren, wil men dat het toezicht de vruchten afwerpe die men ervan verlangt. Het heeft een eerste bezwaar: zij brengt in de school niet éene, maar twee nieuwe autoriteiten. Ik vrees dat hier ook toepasselijk zal zijn het verwijt dat Burger aan het maken van certificaten buiten de school doet, n.1. dat het onderzoek der zich voor het eerst aanmeldende leerlingen en van al de kinderen in 't algemeen vaak met den Franschen slag zal geschieden. Want een arts met drukke praktijk, zal tot dit weinig winstgevend baantje, niet den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noodigen tijd beschikbaar stellen en zijne vluchtige bezoeken op de school zullen vaak niet meer zijn dan een loopje door de klassen heen. De vereeniging van medicus met hygiënist is juist daarom ondenkbaar, omdat de praktijk al zijn tijd vraagt. Maar hygiënisch toezicht verbonden met het geneeskundiq onderzoek in de school is volkomen denkbaar: van een dergelijk ambtenaar, die geene praktijk zou uitoefenen en zich uitsluitend aan schooltoezicht wijden, ware veel goeds te verwachten, daargelaten dat de vrees van concurrentie van wege collega's geen reden van bestaan zou hebben. Maar ernstig werk zou natuurlijk eene ernstige bezoldiging vereischen. Ziet bijv. het Duitsche stadje Malstatt Burbach dat 5000 MK uitbetaald aan 2 tandmeesters (elk 2500 MK) tot het onderzoek en het verzorgen der tanden van de kinderen in de officieele scholen. Dit stadje telt ongeveer 30.000 inwoners.Ga naar voetnoot(*) Natuurlijk sluit zulke instelling als ik hooger verdedigde niet uit dat men - in de steden - voor zekere gevallen zijn toevlucht tot specialisten zou hebben en binnen zekere termijnen onderzoekingen door speciaal-artsen naar bepaalde afwijkingen doe instellen (Cf. adenoied-onderzoek). Ik ben het niet die zulk een ambtenaar heb gedroomd. Alle die zich met het onderwerp onledig houden, zijn het eens om aan te nemen dat over het algemeen de plattelands-dokter niet de geschikte man zal zijn om als schoolarts op te treden en voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de dorpen zijn Oosterbaan en ook Burger van meening dat daar een districtambtenaar, een niet praktiseerend medicus, moet aangesteld worden om het hygiënisch en het medisch toezicht over de scholen van een zeker aantal dorpen uit te oefenen. En van dien speciaal gevormden schoolhygiënist mag men wel verwachten op het gebied der proefondervindelijke paedologische wetenschap, waaraan hij zijne vrije uren zou kunnen wijden. Echter zou op den buiten de plaatselijke geneeskundige in sommige dringende gevallen (épidemieën) door de onderwijzers of door de schoolcommissie kunnen geraadpleegd worden en zou men op zijn voorstel desnoods maatregelen kunnen treffen in afwachting van het bezoek van den verwittigden schoolarts.
Voor het onderzoek der kinderen bij hunne aanvaarding op de school willen sommigen zich met een door den huisarts behoorlijk ingevuld formulair te vreden stellen. Hooger haalden wij het bezwaar van Burger tegen dit voorstel aan. Dat daarvan echter door weinige ouders gebruik zou gemaakt worden blijkt uit de schatting van Dr EliasGa naar voetnoot(*) die zegt dat te Rotterdam ongeveer de 2/3 der bevolking bij fondsen, ziekenbeurzen, enz. aangesloten zijn en dus feitelijk geen huisarts hebben, terwijl de certificaten in voorkomend geval door met werk overladen fondsartsen geene waarborg zouden opleveren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welke waarborg zal men bij de benoeming van dergelijke schoolhygiënisten stellen? En vooreerst, waarin bestaat hunne werkzaamheid? Welke verwachtingen mag men van die instelling koesteren? Dat een bijzondere, in hooge mate, practische opleiding noodig is spreekt vanzelf. De candidaten dienden drager te zijn van een speciaal diploma - wat Klein niet noodzakelijk vindt - of het bewijs leveren dat zij regelmatig de speciaal in te richten leergangen over bepaalde onderwerpen (bv. schoolhygiëne, kinderziekten, bacteriologie e a.) regelmatig en met vrucht gevolgd hebben. Men denke nu niet dat een uittredend arts in die vakken voldoende gewapend is. In onze Hoogescholen bv. is de leergang over hygiëne gewoonlijk beperkt tot de algemeene hygiëne; de leergang van bacteriologie is facultatief, de klinieken van keek-, oor-, neus-, mondziekten zijn eveneens fakultatief. Aan kinderziekten, inbegrepen zenuwziekten, wordt slechts in de algemeene ziektekunde een gering plaatsjen ingeruimd! Het onderzoek der kinderen op de school zou grondig moeten zijn en systematisch toegepast worden. Over 't algemeen wordt dit in Duitschland mits kleine lokale wijzigingen aldus ingericht: Ieder nieuw aangenomen kind wordt binnen de 14 dagen een eerste maal vluchtig onderzocht en binnen de 4 maanden aan een volledig onderzoek onderworpen. Van ieder dier onderzoeken wordtin daartoe geschikte boeken nota genomen en de arts duidt de kinderen aan welk onder speciale bewaking moeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gesteld worden: deze worden om de 3-4 weken 't zij tijdens het bezoek op school, het zij ten huize van den dokter weder onderzocht Bij zijne bezoeken heeft de arts op de algemeene hygiënische toestanden der lokalen, den gezondheidstoestand van kinderen en onderwijzers te waken. Om de 2 jaar (dit termijn verschilt van de eene stad tot de andere) worden alle kinderen weder aan een onderzoek onderworpen, en de uitslag wordt vergeleken bij dien der vorige onderzoeken. Dat uit hygiënisch en medisch oogpunt een dergelijk systeem ten bate van onderwijzers en kinderen de beste uitslagen opleveren, is zonder meer duidelijk. Maar de wetenschappelijke uitslagen waartoe die onderzoekingen zullen voeren, zullen van ongemeen groot belang zijn. Op groote schaal toegepast, zullen ze onloochenbare bewijzen leveren van het onhygiënische van een aantal gewoonten en daadzaken waarop nu minder de aandacht gevestigd wordt. Om er voor de hand weg slechts éen te nemen, wijzen wij op het onderzoek ingesteld door Dr FranzGa naar voetnoot(*) bij jongens van 13-15 jaar, en dat eene opvallende buiging van het sleutelbeen naar achteren aanwees, terzelfdertijd als een onvoldoende ontwikkeling van de borst. Daar nu bij de meisjes een dergelijk verschijnsel niet kan worden waargenomen, mag men de elastische banden (bretels), welke de jongens gewoonlijk dragen als de oorzaak van de afwijkingen beschouwen. Het zal volstaan te wijzen op de hooge beteekenis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een normale ontwikkeling der borstkas en van niet belemmerde ademhalingsbewegingen, vooral met het oog op het ontstaan of verergeren van longziekten als tuberculosis, om onderzoekingen van dien aard naar waarde te doen schatten.
De rol van den schoolhygiёnist zou ik dus als volgt willen omschrijven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boven de krachten van een goed voorbereidden, niet praktiseerenden, goed bezoldigden geneesheer, staat dit zeker niet. Doch zulke inrichting - die nog ver van het ideaal verwijderd is - zou tal van hervormingen eischen waarvan de uitvoering, in ons land, niet binnen korten tijd is vooruit te zien; vereischt zouden nl. worden:Ga naar voetnoot(*)
Men heeft enkele dagen geleden aangekondigd dat men een practisch speciaal onderwijs zou inrichten voor de doctoren in de geneeskunde die het diploma van Geneesheer-hygiënist wenschen te bekomen. Met de inrichting van dit onderwijs, zou de vorming | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der candidaat-schoolhygiënisten kunnen samengaanGa naar voetnoot(*).
Aan den hygiënist zou in de schoolcommissiën en verbeteringsraden eene raadgevende stem moeten toegekend worden. Op de examens voor de candidaten-toezichters dient hoogere paedagogische en schoolhygiënische kennis vereischt te worden. Onderwerpen uit het gebied der schoolhygiëne dienen ook op de ‘conferentiën’ behandeld, waar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
af en toe door de schoolhygiënisten een voordracht of demonstratie zou gehouden worden. Zonder twijfel zijn de hooger uitgedrukte desiderata voor verbetering en vollediging vatbaar. Het is echter onze innige overtuiging dat hunne verwezenlijking die waarschijnlijk slechts in eene verwijderde toekomst zal kunnen bekomen worden, een heilzamen invloed zou uitoefenen op de intellectueele vorming van de ‘hoop des vaderlands’, en een der krachtigste middelen daarstelt tot het verbeteren van den algemeenen gezondheidstoestand der bevolking.
Dr C. De Bruyker. |
|