en sigaren alleen liet, was het Jack, die opstond om de deur voor zijn zuster te openen. De inachtneming dezer kleine beleefdheid scheen zijn vriend weinig te interesseeren.
Niettegenstaande dat alles deed het Bridget genoegen te kunnen beweren, - dat is te zeggen, wanneer zij alleen was - dat, afgezien van zijn kleeding en manieren, haar gast een aantrekkelijke persoonlijkheid was en, voor zij het zelf recht wist, had zij een zekere genegenheid voor Patrick Clumsy opgevat. Maar toen hij vertrokken was en Jack haar vroeg:
‘Wel, Bridget, wat zeg je van onzen gast?’ trok zij haar mondhoeken neer en haar schouders op en zei, een beetje afwerend doende:
‘Hm, wat zeg jij van 'm?’
Jack keek tamelijk verlegen.
‘Ik dacht, dat hij je zou interesseeren,’ gaf hij, niets beters wetend, ten antwoord.
‘Dat doet hij ook,’ hernam Bridget haastig, ‘maar zijn manieren maken mijn bloed tot karnemelk.’
‘Die zijn ook heel zonderling,’ gaf Jack toe, ‘maar men kan een flinken kerel, zooals hem, veel vergeven.’
‘Dat vind ik niet. Integendeel, juist omdat hij flink is, hinderen zijn slechte manieren mij des te meer. Hij behoorde beter te weten.’
‘Hij is een langen tijd als 't ware buiten de wereld, althans buiten de geregelde samenleving geweest,’ zei Jack nog ter verdediging van zijn vriend.
‘Wat gewoonlijk op 'n mensch een geheel tegenovergestelde uitwerking heeft,’ hervatte Bridget weer. ‘Een man, die de wereld gezien heeft, behoort zich, volgens mijn idee, beter te kunnen gedragen dan iemand, die zijn geheele leven heeft thuis gezeten.’
‘Dat geef ik toe, maar je vergeet, dat hij op zijn reizen juist veel in aanraking geweest is met onbeschaafde naties.’
‘Om 't even hoe hij aan die manieren gekomen is, maar ik weet dat wel, dat ze in een beschaafd milieu zeer hinderlijk zijn, en 'k hoop, dat je hem nooit zult verzoeken, wanneer wij nog andere gasten hebben, want zoo'n ongelikte beer zou door zijn lomp gedrag alles bederven.’
‘'t Spijt me,’ gaf Jack eenigszins bedremmeld ten antwoord, ‘maar bedoel je daarmee, dat ik hem maar niet meer moest verzoeken?’
‘Neen, natuurlijk niet,’ zei Bridget haastig. ‘Ik zei niet, dat ik het land had aan meneer Clumsy, integendeel, ik - ik mag hem zeer gaarne lijden, maar o, Jack, wat was zijn das afschuwelijk!’
‘'n Roode hé?’ vroeg Jack heel onschuldig. ‘Wat leuk na ons gesprek over roode dassen, verleden week.’
‘Ja, heel leuk,’ zei Bridget in gedachten.
En Jack sprak dien avond niet meer over zijn vriend.
Mijnheer Clumsy had er zoetjesaan een gewoonte van gemaakt vrij dikwijls op villa Wild Rose een bezoek te brengen en het mag hier niet verzwegen worden, dat de lieve bewoonster dier villa zijn bezoeken in 't geheel niet trachtte tegen te gaan, ook niet wanneer er nog andere gasten waren.
Zij was het met zichzelf niet volkomen eens omtrent hare gevoelens betreffende Jack's vriend. Flink en wel-belezen als hij was, boezemde hij haar belangstelling in ‘en wat was dan ook natuurlijker dan dat?’ peinsde zij in strijd met haar, naar zij meende, aangeboren afkeer voor zijn gedragingen.
Bridget had de kwade gewoonte nog al eens met haar eigen overtuiging overhoop te liggen en vooral was dit het geval, wanneer hare gedachten dwaalden in de buurt van Patrick Clumsy. Evenwel was zij niet verstoken van gezond verstand en in tegenstelling met velen harer sekse gaf zij nimmer toe aan ijdele coquetterie, welke dan eenvoudig vriendschap genoemd wordt. Daarvoor was zij te verstandig en te kiesch tevens. Ook behoorde zij niet tot dezulken, die haar eigen beminnelijkheid verre overschatten en in de meening verkeeren, dat iedere jongeman, die haar de geringste attentie bewijst, noodzakelijk reeds tot over de ooren in de liefde gedompeld zit. Van den anderen kant zou Bridget niet opzettelijk de waarheid geloochend hebben, als de attenties inderdaad meer dan een gewone beleefdheid ten grondslag hadden.
En zoo gebeurde het, dat eenige maanden na hare kennismaking met Clumsy zij zichzelve bekennen moest, - het moet gezegd, weliswaar ietwat aarzelend - dat, wilde zij den naam van coquette niet verdienen, het haar plicht was sommige attenties van den kant van Jack's vriend tegen te gaan.
Van liefde was natuurlijk geen sprake, trachtte zij zichzelf wijs te maken. Zij zou immers nooit een man kunnen beminnen, die zich kleedde en gedroeg zooals hij, dàt was nu eenmaal een uitgemaakte zaak.
Maar hoewel het een uitgemaakte zaak was, oordeelde zij het toch dienstig, dit nog al vrij dikwijls in stilte te herhalen, en telkens ging die verklaring vergezeld van een zonderling gevoel in haar hart.
Bovendien begon zij voor Clumsy's lomp gedrag verontschuldigingen uit te denken.
‘'t Is verstrooidheid van hem, dat hij vóór mij een kamer binnenloopt en plaats neemt, wanneer hij mij een stoel behoorde aan te bieden en... en al die soort van onbeleefdheden meer,’ pleitte zij. ‘Neen, het ligt niet in zijn bedoeling ruw te zijn; flinke menschen zijn dikwijls zoo en letten niet op kleinigheden. Maar niettemin,’ liet zij er dan met meer spijt op volgen dan zij wel eigenlijk zelf bekennen wilde, ‘dat verandert het feit niet, dat het slechte manieren zijn en dáárover kan ik nu eenmaal niet heenstappen.’
Op denzelfden dag, dat Bridget het vaste besluit genomen had een einde te maken aan zijn steeds menigvuldiger wordende bezoeken, liet Patrick Clumsy zich aandienen, terwijl Jack uit was.
‘Ik ben niet thuis,’ zei Bridget dapper.
De meid, die den bezoeker aangediend had, keek verlegen.
‘'t Spijt me erg, juffrouw,’ stamelde ze, ‘maar ik zei tegen meneer, dat u thuis was.’
‘Maar waarom heb je dat dan gezegd?’ vroeg Bridget ontstemd.
‘Ik dacht,’ verklaarde het meisje, ‘alsdat u voor meneer Clumsy altijd thuis was, juffrouw en...’
‘'t Is goed, Jane,’ onderbrak Bridget, wier wangen inmiddels een zeer rooskleurig aanzien hadden gekregen, ‘laat meneer dan maar hier komen, maar wees in het vervolg niet meer zoo voorbarig, hoor.’
Zij was met zichzelf genoeg in tweestrijd om over Jane's onvoorzichtigheid een zekere verlichting te gevoelen. ‘In ieder geval had zij haar plicht gedaan,’ redeneerde zij, ‘en niemand kon haar aansprakelijk stellen voor de onhandigheid van de meid.’
Wanneer men zich in allen ernst voorgenomen heeft in de een of andere zaak omzichtig te werk te gaan, is het dikwijls zeer aangenaam, door omstandigheden, waarover men geen zeggen had, genoodzaakt te worden in volkomen tegenovergestelde richting te moeten handelen.
Mijnheer Clumsy trad Bridget's boudoir binnen op de ietwat onbeholpen manier, eigen aan zwaarlijvige personen, en zette zich behoedzaam neer op zeker broos maaksel, in de beschaafde wereld bekend onder den naam van gemakkelijken stoel, welken Bridget hem aangewezen had.
‘'t Spijt me, dat Jack uit is,’ begon hij op een toon, welke duidelijk merkbaar het tegenovergestelde deed uitkomen.
‘Het spijt mij ook,’ zei Bridget met evenveel gebrek aan waarheidsliefde. ‘Hij dineert vanmiddag bij een van zijn vrienden, zoodat u zich dus voor 't oogenblik met mijn gezelschap tevreden moet stellen.’
In overweging genomen Bridget's zoo pas gemaakt besluit, was dit geen heel slim gezegde van haar, maar de taal van haar hart was het wèl.
Patrick maakte er dan ook aanstonds een dankbaar gebruik van.
‘Integendeel, juffrouw Driscoll, u is het juist, die zich voor het oogenblik tevreden wilt stellen met mijn tegenwoordigheid. Wel is waar ben ik er van overtuigd, dat ik een al te groot misbruik van uw vriendelijkheid maak, maar als u slechts wist, welk een vreugde het mij verschaft zoo vaak op villa Wild Rose te mogen vertoeven,’ vervolgde hij vlug achter elkander, voordat Bridget gelegenheid had iets te zeggen, ‘ik.... ik ben u daarvoor zeer erkentelijk.’
‘Waarom zoudt u mij erkentelijk zijn?’ vroeg Bridget droogjes.
‘Omdat u mij vergunt zoo herhaaldelijk uw aangenaam gezelschap te mogen genieten, niettegenstaande ik u daardoor dikwijls erg verveeld moet hebben.’
‘U verveelt mij in 't geheel niet, meneer Clumsy,’ protesteerde Bridget, lachende over de schuldbewuste verklaring van haar gast. ‘Ik ben niet zoo baatzuchtig, als u wel wilt doen voorkomen, dat verzeker ik u.’
‘Ik gevoel mij door uwe verzekering waarlijk verlicht,’ zei Patrick ernstiger, en in Bridget ging op het hooren van dit gezegde meer om dan haar luchtige toon verried.
Het gesprek wilde dien avond niet al te best vlotten. Bridget gevoelde zich onverklaarbaar zenuwachtig en weinig op haar gemak en Clumsy scheen onhandiger en onnoozeler dan ooit.
De twee bespraken het eene onderwerp na het andere met het hopelooze gevolg, dat zij eenige minuten na het begin bleven steken en eindelijk, als ware het met onderling goedvinden, overgingen tot een hopeloos zwijgen.
Bridget had in haar verbouwereerdheid de lampen vergeten aan te steken, zoodat slechts het flikkerend haardvuur de kamer verlichtte.
Het was een gure herfstavond en het zwijgende tweetal had zijn stoelen zoo dicht mogelijk bij den haard geschoven. Beiden zaten onbewegelijk in het vuur te staren, alsof zich daaruit wellicht een meer vruchtbaar onderwerp zou ontspinnen.
Het was een lange en onbehagelijke stilte, welke Bridget toch niet met goed gevolg meende te kunnen verbreken. Het vuur scheen haar te magnetiseeren en in haar zwijgen te doen volharden.
Opeens werd het haar duidelijk, dat haar gast weer sprak. Zij begon eerst droomerig en met geringe belangstelling naar zijn verwarde en aarzelende woorden te luisteren, totdat op een gegeven oogenblik zij uit haar toestand van half-bewustzijn werd wakker geschud door het feit, dat Patrick Clumsy haar een voorstel deed.
In den gloed van het vuur kon zij de lijnen van zijn gebronsd gelaat duidelijk onderscheiden en de uitdrukkingen, welke er op te lezen lagen, waren welsprekender dan zijn stamelende woorden.
Een vreemde, tot nog toe ongekende gewaarwording maakte zich van haar meester.