dienst als 't ware geheiligd werd, - gewis, de vrome zin dier tijden zou er ons reeds borg voor zijn, ware het niet, dat in de monumenten, ons nagelaten, uit elken steen, om zoo te zeggen, de volmaaktheid sprak, die daar zoo naarstiglijk werd betracht. Wanneer wij zien, hoe in heel het kunstig samenstel der gothische kathedraal, zoowel als in de aandoenlijk devote verluchtingen der kerkelijke handschriften, het lijnwaad en den edelmetaalarbeid, een volmaaktheid is nagestreefd, alleen met de grootste inspanning en hartelijkste toewijding bereikbaar, dan begrijpen wij iets, hoewel dan zeer weinig, van de geestdrift, die deze kunstenaars bij de gratie Gods moet hebben bezield ten opzichte van het voorwerp hunner werkzaamheid. Want wèl is het weinig wat wij begrijpen van den vromen geest dier tijden, van het fijn gevoel van Angelico, Memlinck en Van Eyck - onzen tijd is al te grof om zulke teere sentimenten ook slechts bij benadering te kunnen waardeeren.
En die geestdrift voor de kunst in dienst der Kerk was niet alleen bij hare beoefenaren te vinden: dank zij het gemeenschappelijk karakter der katholieke tijden, was de kunst in den volsten zin des woords jedermann's Sache. Van Konstantijn's dagen af, al de latere eeuwen door, met slechts kleine tusschenpoozen van vijandelijke stemming, zien wij pausen, koningen, abten en ridders ijverig bezig met het stichten van heiligdommen voor den Koning der Koningen, den Rex tremendae Majestatis, en voor Christus, den Vader der armen, schatkamers ter bewaring van den thesaurus fidelium en de Krone der Heiligen. Toen de eerste Christen-keizer de oude St. Pieter-basiliek over het graf van den eersten Opperherder der gemeente zou bouwen, nam hij zich de kroon van het hoofd, legde den vorstelijken mantel af en begon eigenhandig den grond voor de stichting uit te graven totdat hij achtereenvolgens twaalf lasten aarde, ter eere der twaalf Apostelen, zich op de schouderen liet laden en naar buiten dragen. Zoo oordeelde Konstantijn de Groote over de waardigheid van den kerkbouw-arbeid en met hem eenstemmig dachten de latere prinsen, doctoren en helden der eeuwen van Geloof: Bisschoppen behandelden den metselaarstroffel als onbeschaafde daglooners, gelauwerde krijgslieden eindigden als eenvoudige bouwgezellen hun leven. Geheele bevolkingen van burchten en steden, met rijk en arm, wilden deel hebben aan de geestelijke voordeelen, die ten loon eener kerkvolbouwing door 's Heeren Stedehouder werden uitgeloofd, en brachten niet slechts hun gouden en zilveren huis- en kleedgeraad ter smeltkroes der kerkfabriek, maar gaven hun krachten er vaak gedurende vele weken aan ten beste. Dit alles was in overeenstemming met de plechtige en vaak koninklijke of bisschoppelijke legging van den Eersten Steen, welks heiliging den grondtoon aangaf, die den aard van den ganschen bouw bepaalde en onmiddellijk aan den geheelen arbeid een gewijd
karakter mededeelde.
En voor zoover ons bekend is, heeft zoo min de Kerk als de school der wetenschap tot heden eenige daad gesteld, eenig besluit genomen of uitgevaardigd, eenig leerstuk of gevoelen verkondigd, waarbij aan de kerkbouwkunst het karakter van heiligheid van ernst en waardigheid ontnomen of betwist wordt, dat zich in bovenstaande bijzonderheden zoo duidelijk uitspreekt.
Het waren deze gedachten, indertijd door Alberdingk Thijm in de Dietsche Warande ontwikkeld, die mij te binnen kwamen, toen ik dezen zomer op een mooien namiddag de bijna voltooide kloosterkerk van St.-Catharinadal mocht bezoeken. Uit ontwerp zoowel als uitvoering van dit bouwwerk spreekt het luide, dat de architect Van Gils met deze hooge opvatting van zijn taak, met geestdrift voor zijn arbeid bezield is geweest.
En waar wij, helaas, in onzen tijd bij lange na niet immer die noodzakelijke verzorging en nauwgezette betrachting bij den kerkbouw te waardeeren vinden, mag het een aangename plicht gerekend worden, op zoo nobelen arbeid hier de aandacht te vestigen. Met de uiterste zorg toch is de waarde der massa's ten opzichte van elkaar gewikt en gewogen, met wijs beleid zijn de kleuren van muren en daken neven elkander gezet, met de hartelijkste toewijding is zelfs het kleinste détail verzorgd geworden.
De architect was voor de compositie aan eischen van zeer verschillenden aard gebonden. Ten eerste moest het koor der Kerk bereikbaar zijn van uit het bestaande klooster; ten tweede moest het koor ingericht worden met het oog op den dag- en nachtdienst der Norbertinessen, terwijl ten laatste de zusters (als slotzusters) zooveel mogelijk van het volk dienden afgesloten te worden, terwijl het volk toch ook de H. Mis moest kunnen bijwonen. Rondom het priesterkoor nu is een galerij aangebracht waarvan de beide eindvleugels, grenzende aan het transept, zich verbinden door een rijkbewerkten jubé, die dus tevens tot koorafsluiting dient. Het komt niet dikwijls voor, dat deze traditioneele afsluiting in onze dagen nog wordt uitgevoerd - op een onzer illustraties geven wij er de afbeelding van, terwijl de andere plaat ons het uiterlijk van het gebouw kennen doet.
De schoone verhoudingen, de juiste materialen-keus en de voorname opvatting en uitvoering stempelen dit werk tot een der waardevolste monumenten onzer nieuwere kerkelijke bouwkunst. De kunstzinnige Proost, die den bouw ordonneerde, de zusters, voor wie hij werd opgericht, de architect, die het plan ontwierp en uitvoerde, kunnen zich gelukkig rekenen met de verkregen resultaten.
Aller heiligen, 1904.
Jan Stuyt.