De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 21
(1904)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 345]
| |
[Nummer 44]Het laantje van Middelharnis.
| |
[pagina 346]
| |
oudere, eerzame burgemeesterskeukenmeid, die zoo gelukkig was, voor haar aanstaande van den gewezen meester een poover stadspostje te krijgen, zoodat ze, met wat Meindert aan zijn doeken verdiende, het erop waagden. 't Was alevel geen weelde, maar toch liet Hobbema het penseel een weinig rusten; hij schilderde nog wel, maar niet meer met zóó innige toewijding als voorheen: zijn kost was nu tòch gekocht. Maar meer nog dan deze prozaïsche overweging wellicht was het de miskenning zijner tijdgenooten, die deze toch al niet sterk aangelegde kunstenaarsnatuur deed te niet gaan. Of hem, aan 't eind zijns levens, alle energie ontgleden is? Zooveel is zeker, dat zijn einde kommervol was en hij van den arme moest begraven worden. 't Was in de laatste jaren vóór zijn huwelijk, dat hij nog twee meesterstukken maakte, waarvan het schoonste: Het laantje van Middelharnis, hier afgebeeld is. Reeds bij den eersten aanblik eener goede reproductie naar dit werk krijgt de gevoelige kunstkijker er een eigenaardigen indruk van: er is in deze sobere boomenreeks, wier hooge kronen op rilde stammetjes te windewuiven staan tegen den wijd-bewolkten Hollandschen hemel, een diepte van allerzuiverst natuurgevoel, een ranke fijnheid van begrijpen en geaccentueerd weergeven, die nader aan onze nieuwtijdsche dan aan de zeventiend'eeuwsche natuurbewondering verwant lijkt. Wat reeds Jan van Goyen in zijn landschappen zichtbaar maakte is hier met breeder zwier en volstrekter werkelijkheidszin uitgezegd. Zie eens ter rechterzij dat allereenvoudigste, met stokrozen bezette veldje, let op de simpele rechtheid van den weg en het eentonig voorkomen dier reeks hooggeschoren esschen; in de verte rijst het dorpskerkje met huisjes er omheen - had een schilder in een tijd, toen naast het idyllische het weidsche en geweldige bewonderd werd, benepener gegeven kunnen kiezen? Maar Hobbema, de wat koel aangelegde, naar 't leek, die, we weten niet door welke omstandigheid, nog nooit zóó uitsluitend op het nuchtere Hollandsche landschap was aangewezen als deze keer, hij deed het ermee en maakte zonder het te weten waarschijnlijk zijn meesterstuk; en al had hij geen enkel behaaglijk gelegen dorpshuis of romantisch geëntoureerden watermolen geschilderd, en óók niet dat andere mooie werkGa naar voetnoot1), waarvan de kunstzinnige Britten zich voor hun nationaal museum hebben meester gemaakt, dan was hij met dit ééne brok Hollandsch buiten in de glorierijke rij van Hollands onsterfelijken komen te staan. |
|