De overtoom.
Naar de schilderij van Jacob van Ruisdael.
Wie, zelfs in eén zwart-en-wit-afbeelding, de koel-doorwaaide, open Hollandschheid van dit mooie landschap niet aanvoelt, heeft weinig kijk op het karakter van ons landelijk schoon. Het meerendeel der menschen echter is met meer of minder fijn natuurgevoel begaafd, en al weet niet ieder zijn bewondering even zuiver onder woorden te brengen, toch is hij zich wel degelijk bewust, dat het 's zomers buiten heerlijk is, en heel mooi kan zijn, dat het een vreugde is te leven in de natuur van zijn eigen, mooie land. Zien we dan ook een welgeslaagde afbeelding van wat we in werkelijkheid als schoon weten, dan wordt er direct iets in ons wakker van de opgetogenheid, waarmee ons de werkelijkheid aandeed. Het diepst zullen wij natuurlijk getroffen worden - zoo we niet geheel en al onervaren staan voor kunst - door de schilderij; de reproductie tracht daarvan slechts een herinnering te geven voor degenen, die 't origineel kennen, of wel een aanduiding, waarmee oningewijden zich toch een voorstelling van het kunstwerk kunnen maken.
't Lijkt lente, althans voor-zomer; er is een frissche, gespierde weligheid in het wezen van dit heldere natuurtafereel, dat de kunstenaar met fraaie zekerheid en fijn-gevoelige toewijding heeft weergegeven. Welk dorp het is, waarvan de eenvoudig-schoone toren boven de huizen uitsteekt, weten we niet; maar wel, dat het bekoorlijk gelegen is aan een heldere vaart, die in 't verschiet tusschen groene landen verloopt. Evenmin, wie de schilder was, wiens innige werkelijkheidsliefde dit stukje landelijk Holland leven deed; men denkt, met veel kans van zekerheid, aan Jacob van Ruisdael, op wiens naam 't dan ook in den catalogus van het Rijksmuseum staat aangeteekend, den schilder, van wien wij het weidsche gezicht op Wijk-bij-Duurstede kennen; hoe dit zij, zeker is, dat we hier met een der fraaiste stalen van landschapschilderkunst te doen hebben, die de kunstrijke zeventiende eeuw in ons land heeft opgeleverd.