De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 21
(1904)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
[Nummer 35]
jan steen. familietafereel.
| |
[pagina 274]
| |
Dr. L.C.E.E. Fock.Dr. Fock, die 3 Juli ll. op 89-jarigen leeftijd te Bussum is overleden, was een van de stille, maar rustelooze arbeiders, die een eer zijn voor de praktijk en voor de wetenschap der geneeskunde. Daar hij een oom van mij was, heb ik van jongs af het voorrecht gehad hem te kennen en hem steeds hooger leeren waardeeren als een man van uitgebreide kunde en echt wetenschappelijken zin en als een werker gelijk er weinigen gevonden worden. Reeds door zijne dissertatie had hij zich gekenmerkt als een der beste leerlingen van Schroeder van der Kolk te UtrechtGa naar voetnoot1) en vestigde zich na zijne promotie eerst te Helmond (1839-1841) later te Amersfoort (1841-1879) en daarna te Bussum, waar hij werkzaam bleef tot aan zijn dood. Voor zijne patiënten was hij langer dan een halve eeuw - natuurlijk werden in de allerlaatste jaren de gebreken van den ouderdom merkbaar - een dokter, die vooral vertrouwen wist in te boezemen. Bepaaldelijk voor iemand, die niet allereerst om drankjes of pillen, maar om goeden raad en inlichting kwam, was hij de man. Zonder ophef, zonder auguren-voornaamheid, zonder veel te beloven, maakte zijn onderzoek een sterken indruk van degelijke kunde en van voorzichtigheid. Hij wist terdege wat hij niet kon. Hij durfde een patiënt zeggen - wat ik van nabij weet: ‘Uw orgaan is beneden het middelmatige; een geneesmiddel, dat beslist verbetering zal brengen, is er bij den tegenwoordigen stand der wetenschap niet; maar er is nog heel veel aan te bederven; alzoo: laat er geen proeven op nemen.’ A bon entendeur salut! Van kwakzalverij had hij eene opvatting, die aanmerkelijk meer omvatte dan het gewone spraakgebruik meebrengt, en wist zonder veel omslag zijn meening daaromtrent volkomen duidelijk te maken.
dr. l.c.e.e. fock, † 3 juli 1904.
Niet enkel echter is hij als dokter door een veeljarige praktijk ontelbaren ten zegen geweest, maar hij was daarbij een man van wetenschap in den vollen en ruimsten zin. Zonder vertooning te maken, deelde hij gaarne van zijn eigene studie op velerlei gebied mede, maar wist ook naar de studie van een ander te vragen en te luisteren - altoos met eenige rake opmerkingen er tusschen - en er was geen wetenschap, al scheen zij nog zoo weinig met zijn eigen vak in verband, die hem geen levendige belangstelling inboezemde. Nog op 68-jarigen leeftijd ondernam hij de taak om Russisch te gaan leeren zonder meester. Hij wilde de merkwaardige werken over natuur- en geneeskunde, welke in die taal verschenen, leeren verstaan onafhankelijk van gebrekkige vertalingen. En dat de afschrikwekkende bezwaren spoedig overwonnen waren, bewees de vertaling van Een Russisch pleidooi voor de Roomsche Kerk, die hij op verzoek der redactie van De Katholiek voor dat tijdschrift bewerkte in 1887.Ga naar voetnoot2) De gewone verstrooiingen en ontspanningen des levens waren hem dan ook nagenoeg vreemd en uitgaan deed hij alleen voor zijn praktijk en voor zijn studie. Maar zijn geest was altoos bezig, altoos vaardig, en voor elk wetenschappelijk onderzoek was hij dadelijk vol vuur.Ga naar voetnoot1) De medische wetenschap heeft hij aan zich verplicht door onderscheidene werken, die gedeeltelijk vertalingen zijn, maar allen zijn persoonlijk merk dragen, omdat ze telkens voor ons vaderland bewerkt en niet eenvoudig vertaald werden. Sommigen daarvan zijn langen tijd als handboek in gebruik geweest bij het hooger onderwijs. In 1845 verscheen van zijne hand: Het zenuwstelsel en deszelfs ziekten in haar grondvormen en wijzigingen, naar het Engelsch van Marshall Hall. Eenige jaren later: De beginselen der Materia medica en der Therapie naar de tweede Engelsche uitgave van J. Periera, prof. mat. med. te Londen (de 200 platen daarvoor teekende Dr. Fock zelf, omdat die van het origineel hem niet voldeden). In 1853: De Hysterie en hare genezing naar het Hoogduitsch van Dr. Th. Valentiner. In 1854: Handleiding tot de leer der geneesmiddelen naar de derde uitgave van Pereira's handboek. In 1855: Natuur- en geneeskundig etymologisch woordenboek. In 1878: De physiologische werking en het therapeutisch gebruik der geneesmiddelen. Verder nog tal van wetenschappelijke bijdragen in natuur- en geneeskundige tijdschriften, waaronder vooral te vermelden is: Onderzoekingen voor eene vergelijkende parasitologie van het bloed naar Prof. Danilewski (in Maandblad voor natuurwetenschappen no. 7 en 8, 1889). Eindelijk en voornamelijk in 1897: Versuch einer rationellen Behandlung des Kropfs (Struma) von L.C.E.E. Fock (mit 14 Abbildungen). Dat dit laatste geschrift niet meer de aandacht getrokken heeft, verwondert mij. Als leek in de geneeskunde kan ik de reden daarvan niet achterhalen, maar 't is wel een der laatste teleurstellingen van den kundigen dokter geweest. Zelf was hij overtuigd den eigenlijken aard van het kropgezwel ontdekt te hebben en de juiste geneeswijze tevens. En al kan ik geen bevoegde erkenning eener zoo belangrijke ontdekking in het openbaar aanvoeren, het staat vast, dat patiënten, die maanden lang proefondervindelijk behandeld waren door geleerden van hoogen rang en zich ten slotte voor een gevaarlijke operatie geplaatst zagen, radicaal genezen zijn zonder operatie door Dr. Fock. Van verscheiden patiënten, die een kropgezwel hadden, heeft hij eene reeks van gedagteekende photogrammen genomen, die het verloop der genezing aanschouwelijk voor oogen stellen. Deze lichtbeelden samen leveren een bewijs, dat geheel afdoende is. Doch laat het leven hem menige teleurstelling hebben gebracht, zijn streven ging hooger dan deze vergankelijkheid, en zijne kracht werd niet gebroken. Uit een vanouds echt-katholiek gezin gesproten, toonde hij zich steeds in woord en daad een katholiek van ouden stempel, die eenvoudigweg zijne godsdienstplichten vervulde en nooit aarzelde kleur te bekennen, waar het te pas kwam. Zijne eerste letterproeve is geweest eene vertaling (zonder naamteekening nog) van A. Manzoni's Zedeleer der Roomsche Kerk in 1844.Ga naar voetnoot2) In den schoot van die Roomsche Kerk en gesterkt door hare genademiddelen, is hij rustig en volkomen gelaten de eeuwigheid ingegaan. En zoo vertrouwen wij ten stelligste, dat hij voor een zoo langdurig en werkzaam en zegenrijk leven zijn loon heeft gevonden bij God. Het woord des Heeren: ‘Zij hebben hun loon al ontvangen op aarde’Ga naar voetnoot3) zal niemand op hem toepassen. Onderscheidingen zijn hem niet aangeboden; fortuin heeft hij niet gemaaktGa naar voetnoot4). Maar hij was een van die stillen in den lande, over wie men lang en gaarne spreekt na hun dood. Daarom heb ik het verzoek van de redactie der Katholieke Illustratie om een bijschrift te geven bij het portret van Dr. Fock niet afgeslagen en zoo leg ik dat gedenkblad hier neder als mijne zeer oprechte eerbetuiging aan eene nagedachtenis, die mij steeds hoogvereerd en dierbaar zal blijven. Hij ruste in vrede.
A.M.C. van Cooth. |
|