kamer, met een aardig balkon, dat door twee palmen was versierd, viel al even erg in den smaak. De keuken was uitstekend, de wijn overheerlijk en het bier frisch en krachtig; summa summarum kwamen wij tot de overtuiging, dat wij het best een dag of vijf in Straatsburg zouden uithouden.
Wij installeerden ons dus in ons tijdelijk verblijf, schikten de bagage, en wandelden dadelijk de deur uit, om alvast weer een eersten indruk van de stad op te doen...
Het spreekt wel van zelf, dat de oude, vermaarde stad een heele geschiedenis achter den rug heeft. Zij werd gesticht onder keizer Augustus en voerde toen den naam Argentoratum, terwijl zij dienst deed als legerplaats voor het 8ste Legioen. Natuurlijk werd de plaats in den tijd der volksverhuizing verwoest, maar onder de Karolingers weer herbouwd, uitgebreid en versterkt. En daarna brak onder het bestuur der bisschoppen het bloeitijdperk voor de gunstig gelegen stad aan. Als vrije Rijksstad was zij in de middeleeuwen in het bezit van velerlei voorrechten en privilegiën. Haar banier marcheerde in den oorlog direct achter de keizerlijke vaan en de Straatsburgers, dapper en zeer gesteld op hun vrijheden, lagen meermalen overhoop met de edelen uit den omtrek of zelfs met hun eigen bisschoppen.
Gedurende den dertigjarigen oorlog, die zooveel rampen bracht over Duitschland, bleef Straatsburg, doordien het zich onzijdig hield, voor veel ellende bewaard, en bij den vrede van Munster in 1648 bleef het bij Duitschland ingelijfd. Lodewijk XIV had echter reeds lang een begeerig oog geslagen op de sterke vesting. In 1680 beweerde hij, dat de stad hem den eed van hulde moest doen, voor eenige van haar voogdijen, die aan de Kroon van Frankrijk toekwamen. De stad durfde dit niet weigeren en met het Duitsche rijk werden betreffende deze kwestie onderhandelingen aangeknoopt. Nog in hetzelfde jaar echter, gedurende den vollen vrede, stuurde de Fransche potentaat Louvois met 30.000 man naar den Elzas, en Straatsburg, overtuigd dat tegenstand toch niet zou baten, gaf zich aan den maarschalk over. Deze willekeurige en onrechtvaardige annexatie werd bij den vrede van Rijswijk in 1697 bekrachtigd en langzamerhand verdween voor een groot deel de Duitsche geest, en Straatsburg werd een Fransche stad, vooral toen na de revolutie Napoleon I de universiteit herstelde. Bekend is verder, hoe Lodewijk Napoleon (later Napoleon III) in 1836 een aanslag waagde op deze grensstad, met het doel zich tot keizer te doen uitroepen; welke poging echter volkomen faalde. Toen deze vorstelijke avonturier echter keizer der Franschen was geworden, werd Straatsburg als vesting nog meer versterkt tot een bolwerk en de voornaamste voorpost tegen Duitschland.
straatsburg. ‘Achter de molens.’
En nu brak voor de bloeiende stad het meest noodlottige tijdperk aan van haar geschiedenis! Het bloedige oorlogsjaar 1870 bracht tal van rampen en ellende over den schoonen Elzas, maar over haar hoofdstad in de eerste plaats. Na den ongelukkigen slag van Weisemburg reeds werd Straatsburg door de Duitschers ingesloten en weldra was de stad van alle gemeenschap met de buitenwereld afgesloten. Het bombardement begon den 18den Augustus en duurde met meer of minder hevigheid tot aan de overgaaf op 27 September. Wat Straatsburg in die dagen heeft geleden, is met geen woorden te beschrijven. Nog in onze dagen is de bloedige wond niet geheel genezen en de haat tegen den overweldiger is nog niet volkomen gesleten. De citadel, een werk van Vauban, werd tot een vormloozen puinhoop geschoten. De Duitsche kanonnen hadden zulk een verre dracht, dat vele soldaten in den rug getroffen werden door kogels, die van den kant der Vogeezen over de geheele stad waren heengevlogen. De Stein-Thor, de National-Thor, de Weissenthurm-Thor e.a. werden geheel vernield. In de wallen was op onderscheidene plaatsen bres geschoten. Het noord-oostelijk deel der stad was bijna geheel plat geschoten. De hoofdstraten der stad vertoonden een jammerlijk beeld van verwoesting. Honderden schoone gebouwen waren in de vlammen opgegaan en daaronder de beroemde bibliotheek, welke de rijkste kunstschatten bevatte. Wat al jammer, wat al ellende, hoeveel bloed en tranen in eenige weken tijds! En al deze verwoesting diende tot niets! Uitgeput, verlaten door het machtelooze Frankrijk moest generaal Uhrich de vesting aan de Duitschers overgeven en na een tweehonderdjarigen roof kwam de oude rijksstad weer in het bezit van het Duitsche rijk.
‘Straatsburg is de sleutel van het huis,’ zei Bismarck bij de vredesonderhandelingen, ‘en dien moet ik hebben!’
Wel jammerlijk werd de Fransche grootspraak te schande gemaakt! ‘Geen steen van onze vestingen, geen voetbreeds van onzen grond,’ klonk het nog twee maanden geleden! Jawel, die steen groeide aan tot Straatsburg en Metz; die voet gronds breidde zich uit tot den geheelen Elzas en Lotharingen en slechts door den intocht der Duitschers in Parijs toe te staan, kon het Fransche gouvernement het onoverwonnen Belfort behouden.
Met luid gejuich verwelkomden de Duitschers de lang verloren stad weer in hun midden; maar in Frankrijk bleef nog lang de naam Straatsburg een geesel, die het gevoel naar revanche zweepte tot woede, en jaren aaneen werd het beeld dezer stad omhangen met rouwkransen, ten bewijze, hoe diep de wonde was, door het verlies van deze schoone vesting geleden.
(Wordt vervolgd.)