[Nummer 1]
Winter.
Naar de schilderij van Isack van Ostade.
Onder de leerlingen van den leutigen Frans Hals kennen wij Adriaan van Ostade, net als zijn meester een vroolijken kerel, die 't leven van den koddigen kant placht te bekijken: een vedelaar voor 'n boerenhuis, waarvan de bewoners glanzend van genoegen over de onderdeur hangen, een stelletje boeren, saêmgekropen in de kroeg bij biertje en vertiertje, dàt was van zijn gading. Zijn jong-gestorven broer en leerling Isack - hij overleed in 1649 op 28jarigen leeftijd - ging eenigszins een anderen weg. Wel was het leven en beweging, wat hem aantrok, méér echter buiten- dan binnenshuis.
Hier is een wintertje van hem: een verre ijsvlakte, waar, 't al leven en bedrijvigheid is; groot en klein rijdt en glijdt over 't ijs, een voerman drijft met moeite zijn schimmel, die een beladen slee trekt, den gladden kant op; een ruiter komt langs den weg aangereden, molens malen en schoorsteenen rooken - de kille winter heeft geen stilstand gebracht in 't wakkere menschen even. Typisch die boer en boerin, rijdend aan een stok; hun kleine jongen, achteraan, doet moeite om vader en moeder by te houden, en 't onmisbare keffertje vergezelt de familie met luidruchtig protest.
winter, naar de schilderij van isack van ostade.