Mijnheer Governor bleef een paar minuten wachten en begon toen, met een beweging van gekrenkte eer, zich de moeite te geven, zijn uitgangskleederen op te bergen. Daarna bezag hij zich in den spiegel, trok zijn das recht, streek zijn haar glad, draaide zijn knevel op en met een zelfvoldaan lachje ging hij heen om zijn vrouw op te zoeken. Hij vond haar op de slaapkamer in een gemakkelijken stoel, met groote belangstelling een boek lezend. Hij bleef in de deuropening staan wachten, totdat zij hem te gemoet zou snellen, maar zij snelde noch keek naar hem, doch sloeg bedaard een blad van haar boek om. Op een toon, waaruit duidelijk was op te maken, dat hij zich grootelijks verongelijkt gevoelde, riep hij:
‘Ethel!’
‘Wel, Joe!’ zei ze, ‘weer terug?’
Hij was te verwonderd om te antwoorden.
MGR. B. DANKELMAN,
Vicaris-Generaal ad interim van het Bisdom Haarlem, Protonotarius Apostolicus ad instar participantium, die het Bisdom Haarlem, sede vacante, bestuurde.
‘Wel, krijg 'k geen zoen van je?’ ging ze voort.
Werktuigelijk liep hij op haar toe om haar een kus te geven. ‘Er is hier iets niet in den haak,’ dacht hij, terwijl hij met een bezorgd gezicht aan zijn knevel trok.
‘'k Denk, dat je nu zeker wel graag wat zoudt willen eten?’ was de eerstvolgende vraag, die zijn verbaasde ooren trof.
‘Ja,...ja, natuurlijk,’ stamelde hij, waarop mevrouw Governor langzaam van haar stoel opstond en, opgeruimd een deuntje neuriënd, de kamer uitzeilde.
Joe Governor stond met verbaasde blikken de zich verwijderende gedaante zijner vrouw na te staren. Alleen gelaten, liet hij zich in een stoel vallen en begon te peinzen, tot hij er groen in het gezicht van geworden was en zijn knevel groot gevaar liep door al het trekken los te raken.
‘'t Eten is klaar, Joe!’
‘'t Eten kan wachten!’ bromde Joe bij zichzelf en hij bleef nog maar steeds zitten peinzen. 'n Poosje daarna riep zijn vrouw hem weer.
‘Je eten wordt koud, Joe.’
Thans sprong Joe overeind en haastte zich naar de eetkamer, waar hij zijn vrouw aan tafel vond, reeds half gevorderd met het diner.
‘Je hadt ook wel even op mij kunnen wachten,’ waren zijn eerste woorden.
‘M'n beste jongen,’ hernam Ethel, ‘ik heb je tien minuten geleden reeds gezegd, dat het eten klaar was.’
‘Maar toen ik niet kwam, hadt je gemakkelijk even kunnen wachten. Wat hebben we vandaag?’
‘Kalfsvleesch, lieve.’
‘Kalfsvleesch!’ schreeuwde Joe letterlijk.
‘Ja, Joe, werkelijk een heerlijk stuk.’
‘Maar, Ethel,’ riep hij op sterk verwijtenden toon, ‘je weet toch, dat ik niets om kalfsvleesch geef.’
‘Maar ik geef er des te meer om, Joe, en 't is de eerste keer, dat we het eten, sinds wij getrouwd zijn.’
Mijnheer Governor at zijn middagmaal in boosaardige stilzwijgendheid.
Na 't diner, toen alles weggeruimd was, nam hij een boek en begon te lezen. Hij stopte zijn pijp, stak ze aan en begon zich juist heel behaaglijk te gevoelen, toen hij opeens de stem van zijn vrouw hoorde.
‘Joe!’
‘Hallo!’ was zijn niet zeer galant antwoord.
‘Zou je wat steenkool voor mij willen halen, asjeblieft?’
Had zij hem gevraagd de maan binnen te halen, dan betwijfel ik of hij verbaasder gekeken had. Nooit sedert hun huwelijk had hij iets van dien aard gedaan. Waarlijk, zoo iets was voor hèm ondoenlijk. Evenwel deed hij met een onwillig gebaar langzaam zijn boek dicht en verzamelde nog juist genoegzame kracht om den steenkolenemmer te vullen en in de eetkamer te dragen, maar hij deed het met een erg zuinig gezicht. Daarna zette hij zich weer bij de kachel met het bewustzijn van iemand, die een edele daad verricht heeft.
‘Joe!’
't Was weer de stem van zijn vrouw. Zou hij nooit een oogenblik rust krijgen.
‘Wat is er?’ riep hij.
‘Zou je even hier kunnen komen om een inmaakpot naar beneden te halen?’
‘Donders! Kan 'n man dan nooit een oogenblikje rust hebben?’ mopperde Joe, maar hij ging toch naar de keuken.
‘Wat wil je nu eigenlijk?’ vroeg hij 'n beetje ongeduldig.
‘Zie je dien inmaakpot boven op de plank? Nu, dien zou ik graag omlaag willen hebben.’
‘Hemel! Kon je dien nu niet evengoed zelf afgenomen hebben, zonder mij daarvoor lastig te vallen?’
‘O, Joe, ik vraag je toch bijna nooit, iets voor mij te willen doen. Zie je, je zult de trap noodig hebben en die staat in het sous-terrain. Als je die nu even zoudt willen halen, dan kunnen wij er gemakkelijk bijkomen.’
Langzaam zakte Joe de trap af en in ongeveer tien minuten kwam hij terug, blazend en knorrend, met de trap op zijn rug.
‘Nu dan,’ zei hij nog hijgend, ‘ik zal den pot er afnemen.’
‘'t Is al gedaan, Joe. Ik haalde 'm er zelf af door de tafel tegen den muur aan te schuiven en er een stoel op te zetten. Je bleef ook zoo lang weg. Wil je nu zoo goed zijn de trap weer even weg te brengen?’
's Heeren Governor's gedachten zouden nu wel gewedijverd kunnen hebben met die van een dokter, die, na een vermoeiende dagtaak, 's nachts voor een drietal zijner patiënten om beuzelingen zou worden geroepen. Maar met een machtige zelf beheersching bedwong hij zich, zijn boosaardige gedachten in woorden lucht te geven en vertrok uit de keuken om, beladen onder zijn last, de terugreis te aanvaarden.
Niet zoo spoedig was hij uit het gezicht verdwenen of mevrouw Governor begon onderdrukt te lachen, terwijl ze zachtjes bij zichzelf zei:
‘Arme, beste jongen, hij doet het niet erg handig.’
Toen mijnheer Governor weer in de eetkamer terugkwam, zat zijn vrouw zoo gemakkelijk mogelijk in den armstoel, welken hij zooeven verlaten had. Opnieuw had hij een onderwerp om zich moe over te denken.
Even later moest hij er op uit om zijn pantoffels van de slaapkamer te halen; iets wat zijn vrouw tot dusverre altijd voor hem gedaan had. En toen hij zich dien avond ter ruste begaf, was hij in een allesbehalve plezierige stemming.
Vele dergelijke voorvalletjes hadden de volgende avonden plaats, hoewel mevrouw Governor naderhand getuigde, dat zij alles in het werk had moeten stellen niet uit haar rol te vallen en weer zooals voorheen haar man te vertroetelen. Maar gelukkig hield zij vol. Donderdagavond evenwel kwam het mooiste.
Toen mijnheer Governor thuis kwam, vond hij een briefje, waarin zijn vrouw hem meedeelde, dat zij met mevrouw Council was uitgegaan om inkoopen te doen en niet vóór acht uur terug zou zijn.
Verder schreef zij, dat er een stuk vleesch in de provisiekast stond en de aardappelen en groenten alreeds op de gaskachel gereed stonden om gekookt te worden.
Mijnheer Governor was sprakeloos; zoo iets was nog nimmer te voren geschied. Maar er stond hem slechts één weg open en hij zette zich ‘in vredesnaam’ aan het werk.
‘Hoe kun je als getrouwd man nog gelukkig zijn,’ zuchtte Joe, op één voet door de keuken hinkend - de andere was ongelukkig in aanraking gekomen met de braadpan, welke hij een beetje onhandig had opgezet en in zijn heldhaftige poging om haar te redden, had hij ook nog zijn vingers gebrand. Maar bij al die gebeurtenissen kwam ten slotte het vleesch in de pan en hij stak er het gas onder aan.
Toen viel hem in, dat hij wel eens gezien had, dat zijn vrouw boter in de braadpan deed. Waarna hij op een boter-expeditie uitging. Boter kon hij niet op het spoor komen, maar na eenige moeite vond hij een kop met vet en deed den inhoud met een zelfvoldaan lachje over zijn vindingrijkheid in de braadpan.
Opeens viel zijn oog op een groot stuk reuzel.
‘Ha! Dat is juist wat 'k moest hebben!’ riep hij opgetogen. ‘'k Weet zeker, dat je met reuzel ook kunt braden,’ en meteen sneed hij er een flink stuk af, om