De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 325]
| |
[Nummer 41]Het zilveren feest der Gregorianen.Haec dies quam fecit Dominus. Dit is de dag, dien de Heer gemaakt heeft... had Vranken, de talentvolle leider van het vermaarde Utrechtsche kathedraal-koor, wel passender thema vinden kunnen om het klankfeest zijner jubileum-mis uit op te bouwen? Die dag van den 10den September was wèl de dag bij uitnemendheid voor onze wakkere Gregorianen, dag van glorie en triomf, van gerecht vaardigden trots op vijf en twintigjarigen arbeid, dag van dank aan God, zonder Wiens zegen en almachtige hulp menschenwerk ijdel blijft. 't Was een plechtig-feestelijk begin van den grooten dag, toen Utrechts Kerkvorst, Monseigneur Van de Wetering, onder den jubel van het Ecce Sacerdos altaarwaarts trad om Gode het heilig Dankoffer op te dragen voor den zegen, die een kwart-eeuw lang op het werken der St.-Gregorius-leden had gerust, om te bidden om voortdurenden bijstand ter bereiking van het schoone doel: in Gods heiligdom heilige zangen. Moest dan dáárvoor zoo lang en zoo moeizaam gearbeid worden? Moesten dáárvoor mannen van talent en moed, van wilskracht en vurig geloof, van onverzettelijke overtuiging en, iedere teleurstelling tartend, enthousiasme vijf en twintig jaar lang zich weren en werken met woord en pen, met stem en dirigeerstaf? 't Klinkt toch zoo eenvoudig: een vanzelf sprekende noodzakelijkheid: in de kerk kerkmuziek, edele, verhevene, 't altaar waardige zangen. Maar - de ondervinding dezer 25 jaren heeft het geleerd - ook voor het edelste doel moet tegenwerking overwonnen worden en de heiligste noodzakelijkheid vindt nog haar bestrijders waar onwil en ijdelheid, gemakzucht en sleur, valsch gevoel en valsche smaak in 't spel zijn. Het spreekwoord zegt: de aanhouder wint, en zoo ging 't ook hier, waar 't getal aanhouders - en welk een geestdriftig en voortvarend! - gedurig toenam, 't getal tegenstrevers slonk, overtuigd als al meerderen werden door macht van voorbeeld, geschreven of gesproken woord. Het voorbeeld vooral heeft gewerkt en wonderen gedaan: prachtige, gansche massa's, nieuwe vrienden voor de goede zaak veroverende, voorbeelden zijn er gegeven, zoo dikwijls de St.-Greg. Ver. een dier heerlijke Algemeene Vergaderingen hield, waarop van heinde en verre de luisteraars kwamen toegestroomd, overtuigden en onverschilligen, vijanden niet weinigen, die, als ze heengingen, bekeerlingen, waren, vol van den lof der Vereeniging, die zoo schoon en godvruchtig zingen leerde. REDENAARSGa naar voetnoot1), DIRIGENTEN EN ORGANIST VAN DEN ZILVEREN GREGORIUS-DAG.
P.J. Jos. Vranken, dirigent. J.A.S. van Schaik, pr., dirigent. Ant. Ponten, dirigent. Prof. A. Hansen, spreker. Mgr. M.J.A. Lans, voorzitter, spreker. W. Oosterbaan, organist. Alph. Vranken, dirigent. Speciale opname voor de ‘Katholieke Illustratie’ van C.J.L, Vermeulen, photograaf Utrecht. Natuurlijk, er was ook strijd, tegenwerking, misverstand; maar wie thans zulk een Vergadering bij woont, de ontelbare scharen | |
[pagina 326]
| |
feestvierders opgaan ziet, wie getuige is van hun geestdrift en hun bewondering, hij komt tot de voor de Vereeniging eervolle conclusie, dat er niet velen meer gevonden worden of ze hebben leeren begrijpen, dat niet alle religieuze muziek kerkmuziek is; dat er allereerst moet zijn het liturgische: de zang als bestanddeel der liturgie, eenheid-vormend met de heilige handeling aan 't altaar, en daarna de kunst met haar eischen, en nimmer de voldoening van menschelijke ijdelheid, waar God te loven hoofdzaak is. Men is 't gaan inzien, helderder en helderder. Mgr. Lans, de sympathieke president der Vereeniging, roemde er des namiddags op in zijn openingsrede, dat de Gregorianen op den alleen-goeden weg zijn. Wij kunnen hier de heele, door beminnelijken humor en hartelijkheid van toon zoo aantrekkelijke, toespraak niet weergeven, maar bepalen ons bij de hoofdzakelijke bijzonderheden, welke Z.H.E. zoo welwillend was voor de Illustratie af te staan. Nadat Mgr. Lans de aanwezigen had welkom geheeten en voorlezing gedaan van een aan Z.H. den Paus verzonden telegram, inhoudende de hulde- en aanhankelijkheidsbetuigingen der Gregorianen, bracht Zijnhoogeerw. dank aan Z.D.H. den Aartsbisschop, die het streven der Vereeniging had gewijd met het stempelmerk van zijn doorluchtige waardeering; - want met gelijk recht als de Nederlanders 't deden van Alkmaar kunnen de Gregorianen van Utrecht zeggen, dat de victorie er begon die zulke vèrstrekkende gevolgen had. - Onvoorwaardelijke en kinderlijke onderworpenheid beloofde de Voorzitter uit aller naam aan de hooge Dragers van het kerkdijk gezag. MGR. H. VAN DE WETERING,
die de zilveren-jubilé-mis celebreerde. De St.-Gregoriusvereeniging - zoo vernamen wij - telt thans 219 afdeelingen met ruim 3500 werkende leden. ‘Is dat veel?’ vroeg Spreker. 't Antwoord luidde: ja, en neen. Ja, wijl één zieltje voor de goede zaak gewonnen veel gewonnen is; neen, wijl er, ondanks den ontzaglijken toeloop ter Algemeene Vergadering, nog velen gevonden worden, die verzuimden of onwillig zijn zich aan te sluiten. De bekeering onzer landgenooten gaat langzaam - máár zeker; geven zij zich eenmaal gewonnen, dan zijn ze er voorgoed. Over 't platteland valt niet te klagen - wat den goeden wil betreft - maar in de steden, daar zijn nog ware broeinesten van kerkelijk-muzikale ongerechtigheid. Uitzonderingen zijn er natuurlijk in menigte, en dan schitterende: daar is Utrecht met de schoone koren der beide Vranken's, de bekende Haagsche koren, 't Amsterdamsche der Maria-Magdalenakerk, Zwolle's keurtroepen en zoo meer - maar Verhuist en Heintze, erger: Fransche en Italiaansche bravoure-muziek wordt nog maar al te vaak met keur van stemmateriaal gevierd in menige stadskerk, waar een, o zoo beroemd koor met zijn welgeschoolde solisten paradeert onder Hoogmis en plechtig Lof. En dan - niet alle goede wil en verstandig inzicht leiden tot lofwaardige daad: ook in eigen kring is misverstand, zijn tekortkomingen; 't gezonde lichaam der St.-Gregorius-Vereeniging toont ook wel eens een wondeplek; Mgr. Lans wees er op met guitig gebaar en zei daarbij ondeugende dingen, die uitbundig gelach ontlokten. Geen openbare biecht echter, vond de Voorzitter, moest hier gesproken worden; wie toch stelt gaarne zijn tekortkomingen openlijk te kijk? Iedere afdeeling onderzoeke haar geweten, verwekke, zoo zij schuld mocht vinden, een oprecht berouw, make een goed voornemen om zonden voortaan na te laten en gelegenheden te vluchten en dan - met vroolijken moed voorwaarts! Meer dan tot klagen echter is er reden tot blijde voldoening: er is vooruitgang, aldoor stijgende vooruitgang. Paus Pius X, toen hij nog Patriarch van Venetië was, vaardigde een herderlijken brief over de ware kerkmuziek uit, waarin allerwaardigst den heiligen dienst wordt geheeten het Gregoriaansch, dan het Palestrijnsch en de nieuwe werken, welke met de oude van Palestrina en zijn school wedijveren in religieus karakter. Juist in deze drie soorten kerkmuziek zijn de koren ten onzent buitengewoon vooruitgegaan, niet het minst door den steun van het hoogste Gezag, dat voor het Gregoriaansch officieele koorboeken deed uitgeven, van welke door de Vereeniging een dankbaar en gehoorzaam gebruik wordt gemaakt. Want vóór en bóven al is kerkmuziek gehoorzame muziek, de Nederlandsche St.-Gregorius-Vereeniging een gehoorzame vereeniging. 't Lag op haar weg heilzaam leven te wekken in het kamp der katholieke kerkcomponisten; zij werden aangevuurd hun krachten te wijden aan de heilige zaak, en zie! een bundel hunner werken verscheen voor rekening der Vereeniging, door de zangers met lust en liefde doorgewerkt en tot lof van God en stichting der geloovigen uitgevoerd. Elf Algemeene Vergaderingen werden gehouden, de laatste cursus met 84 deelnemers, die onder leiding der heeren: Hansen, leeraar te St.-Michiels-Gestel; Maarschalkerweerd, orgelbouwer; Oosterbaan, directeur-organist der St.-Augustinuskerk; Van Schaik, secretaris van 't Aartsbisdom en Vranken, directeur-organist der Metropolitaankerk - de laatsten allen te Utrecht - les namen in liturgie, inrichting en onderhoud van het orgel, orgelspel en begeleiding, Gregoriaansch, Palestrina-stijl répertoire, en directie en zangonderwijs. En - om op dit alles de kroon te zetten, wenscht de St.-Gregorius-Vereeniging een gedenkteeken aan haar zilveren feest te stichten, namelijk een bibliotheek van kerkmuziek en kerkelijk-muzikale litteratuur voor gemeenschappelijk gebruik; zooveel als een gezamenlijke muziekkast, waaruit iedere afdeeling kan leenen wat van haar gading is - een heerlijke inrichting, waarvan het onschatbaar nut in de toekomst blijken zal. Met een geestige wending - een korte akte van geloof in, hoop op, liefde voor de liturgische kerkmuziek, besloot de geestige Spreker zijn, door krachtige en herhaalde bijvalsbetuigingen meermalen onderbroken, rede: in dàt geloof, die hoop en dìe liefde willen leven en sterven de leden der St.-Gregorius-Vereeniging!... Het gejuich hield nog aan toen de weleerw. zeergeleerde heer Ant. Hansen van St.-Michiels-Gestel, het woord nam om in een doorwrochte rede den weldadigen geest der liturgie te ontvouwen voor een aandachtig gehoor; leerrijk vooral was de heldere uiteenzetting der kwestie, waarvoor de kerkelijke componist de schoone oplossing te vinden heeft in zijn werk: kerkelijk en kunstrijk beide te zijn; te beantwoorden, door ernstige studie der groote voorbeelden van Gregoriaansch koraal en Palestrijnsche polyfonie zoowel aan liturgische eischen als aan eigen kunstenaarsaandrift; zich als componist kind der Kerk èn kind van zijn tijd te toonen. Doordringen in den geest der oude meesters en toch eigen geloof, eigen hoop, eigen liefde laten zingen in eigen klanken, dàt is de eisch der moderne kerkmuziek. Na den onderrichtenden ernst, de ernstinhoudende humor van pastoor Pascal Schmeitz' voordracht. Daaronder heeft menig lach-salvo gedaverd door de ruime zaal om de geestige invallen en levendige gebaren van den uitnemenden Spreker; zijn humor was kostelijk en sprankelend van vurig vernuft, zijn geheele spreekwijze los, vrij en van een gedistingueerde fijnheid; een lichtelijk Fransch-aangetikt accent zette aan 't geheel een ongemeene bekoring bij, die in prettige harmonie was met de fleurige lenigheid der springlevende taal. 't Was zóó boeiend en meesleepend, dat heel den dag door de opgetogenheid nog merkbaar nawerkte en iedereen verrukt was, over den guitigen pastoor. Voorheen en thans had deze zijn rede gedoopt, uit welke wij, door de welwillendheid van den Spreker, die voor de Illustratie zijn handschrift wet tijdelijk wilde afstaan, de pakkendste fragmenten en geestigste grepen hier invoegen, ten einde onzen lezers een zoo zuiver mogelijk beeld te geven van het karakter dezer belangwekkende rede. PASTOOR PASCAL SCHMEITZ,
Spreker. Allen kent gij gewis - zoo begon pastoor Schmeitz, - Beethoven's 5de Symfonie en daaruit het korte, praignante motief, waarop de eerste Satz gebouwd is, en 't welk met zijn viermaal herhaalde gelijkluidende tonen aan een hamerklop denken doet. Ze wordt dan ook genoemd de Schicksalsymphonie: So klopft das Schicksal an die Pforte, - zoo klopt het noodlot aan de poort; - doch als men Beethoven zelf gevraagd had haar een naam te geven, hij zou gezegd hebben: Noem haar Aus Nacht zum Licht. Uit nacht tot licht.... dat is de weg, waarlangs God de St. Gregorius-Vereeniging geleid heeft; uit den nacht der dwalingen tot het licht van den huidigen dag. Pastoor Schmeitz gaat dan de kerkmuziek beschouwen gelijk ze was vóór 25 jaar; van haar hoogen rang van dienares des Heeren neergedaald, was ze geworden een wufte, lichtzinnige deerne, zij, de eigen dochter der Kerk! Hadden niet de gloriajuichende Engelen de gewijde zangen op aarde gebracht als welluidend wieggeschenk voor 't Kind, dat in Kerstnacht geboren werd? Christus' leerlingen zongen ze en als op den vooravond van Zijn lijden de Heer Zelf de psalmen en het alleluia van Pa- | |
[pagina 327]
| |
schen aanhief, was het de zang Zijner Kerk, die opsteeg in de zaal des laatsten Avondmaals. In de katakomben zongen de vervolgde Christenen, in de basilieken van Rome en Konstantinopel hield men, eeuwen door, den zang der Kerk in eere - wat was er geworden van dezen kostbaren kerkschat in de landen van St Servatius en St. Willibrord en keizer Karel? Tot vóór 25 jaar: een schande voor Gods huis, een ergernis voor enkele, fijner voelende geloovigen, een uitgelaten kermiscarillon! Men wist van wet noch wijding, men zong er maar op los. Wie dacht er nog aan de heilige liturgie? Wat zongen de priesters aan 't altaar, de zangers op het koor, wat speelde de organist? Geen Graduale, geen Communie, geen koorgezang - dat was al te min en te onbeduidend voor heeren zangers, die een paar oude, versleten stemmen van koor-veteranen voor 't Gregoriaansch lieten opdraaien - de meerstemmige muziek was een potpourri. Uit het Kyrie trok men, zonder algebra, gewoonweg den wortel en zong het in plaats van negen, drie maal. In het Gloria zette men kranig het snoeimes en niet alleen de zangers, maar ook de componisten, de grootste niet uitgezonderd, verkortten, verhaspelden, verchirurgijnden de heilige dikwijls zóó erbarmelijk en deerniswaardig, dat zij onder hun handen uitkwam als een verminkte uit het hospitaal. 't Ging met de misgezangen als met het raadseltje van de musschen en de erwten: komen ze, dan komen ze niet, en komen ze niet, dan komen ze; men gooide eruit wat erin hoorde en wat eruit moest blijven kruide men erin. Het Adoro Te ging op de wijs van Iris und Osiris, het O quam suavis es op het lied In diesen heilgen Hallen van Mozart; een Tantum ergo zong men op de melodie van 't Oostenrijksche volkslied of op een straatdeuntje; een Ave Maria op een minnelied uit Meyerbeer's Robert le diable: Robert, Robert, toi que j'aime, zoo: Avé - Avé - Ave Má....ri-á! En dan het beruchte O Jesu Amor mi - half-Italiaansch keukenlatijn was ook alswelkom - en van Verhuist O Hostia vere digna, allemaal heel lieve, nette kindertjes, maar waarvan onze Moeder de H. Kerk nu eenmaal de moeder niet is. Geen plechtige trouwmis kon gezongen worden zonder Ave Maria - waarschijnlijk ter eere van de bruid -, van Cherubini of Bach-Gounod; 't Offertorium was dan: de Hochzeitsmarche van Mendelsohn. Bij begrafenissen ging 't al niet veel beter: de Marche funèbre van Beethoven of Chopin moest er bij komen op 't programma van den organist. Die uit de steden maakten het nog 't bontst; ze vermeiden zich in vluchtige chromatische stijgingen en dalingen, en met de hoogste registers van fluiten en tongen zaten ze dan aldoor te pijpen en te koeteren als een verliefde tortelduif. Als het noodzakelijk bescheiden begeleidingsspel onder Praefatie of Pater noster was afgeloopen, werd de schade dubbel ingehaald: alle registers werden opengetrokken; 't was of de klank niet uit de kerk mocht, zoo gingen ze aan 't trompetten en bazuinen en met handen en voeten aan 't bolwerken, dat de arme oude orgeltrapper er zijn klompen bij dreigde te verliezen en een verdwaalde zwaluw zich van louter schrik en angst om eruit te komen de vleugels stukfladderde tegen de ruiten. Maar 't allerergste: het koraal, het sublieme koraal, dat bij de instelling van het Allerheiligst Sacrament uit den eigen mond des Zaligmakers geklonken had, waarin Paus Gregorius de Groote, reeds krank van leden, nog dagelijks zijn priesters en koorknapen onderrichtte, het koraal, de uitsluitend-eigen zang der Kerk, de eenige, dien zij door de aanhechting van haar zegel als haar eigen aanmerkte en waarmerkte, dat koraal, die schoone, machtige zang, heerlijk dagelijksch brood der kerkmuziek, drager van alle kunstzangen, zonder maat, zonder eenig teeken van klem of beweging, waarbij de zanger als zelf-schepper heeft op te treden, wijl hij niet als de virtuoos slechts zijn stem, maar als kunstenaar zijn ziel heeft te geven; het koraal, waarvan Mozart zeide, dat hij gaarne zijn heelen muziekschat geven zou om de schepper van één enkele Praefatie te zijn - het was miskend, veracht, verguisd. Slecht stond het ook met de kerk-componisten; geen enkele werkte er liturgisch, al voldeden sommigen als Mozart, Beethoven, Cherubini, Haydn ook aan kunsteischen, al waren hun werken soms wonderen van muzikale schoonheid. Van den naïef-vromen vader Haydn is er een Agnus Dei in polka-maat, dat ons den indruk geeft alsof de H. Petrus aan 't hoofd van alle Apostelen, Martelaren en Belijders met de H. Ursula en haar Maagdenstoet uitgelaten, als op de dolste boerenkermis, aan 't springen en dansen was! Zóó het jammerlijk Voorheen. Maar nu het Thans!
(Slot volgt.) |
|