H. Maria Magdalena.
h. maria magdalena, naar een teekening van jan oosterman.
‘Maria Magdalena en de Kunst’; aldus zou een uitvoerige studie tot naam kunnen dragen, welke dan eigenlijk het geheele, breede veld der kunst-historie zou doorloopen, van de oude, byzantijnsche figuren af, door de gotische en renaissance-perioden tot de uitbeelding in onze dagen. Er is een zeker aantal van Heiligen te noemen, die het onsterfelijk motief der christelijke kunst zijn geworden, welke steeds herhaald, den artist toch immer weer nieuwe vormen ter uitdrukking hebben geschonken. Velen verkregen hierdoor in den loop der tijden een vast, herkenbaar type; niet alzoo evenwel bij de H. Maria Magdalena. Zij heeft in de geschiedenis der beeldende kunsten een plaats op zich zelve, wat voorstelling, opvatting, expressie, in één woord wat de geheele, heilige persoonlijkheid betreft. Voor de oorzaak hiervan zouden er vele, te ver wegvoerende redenen bepleit kunnen worden, maar zeker is het, dat de kunstenaars in dit eerbiedwaardig heilige-motief, hun eigen fantasie, buiten invloed der traditie, hebben doen spreken.
Het dubbel karakter, dat Maria Magdalena als gevallen zondaresse en als heilige boetelinge vertoont, liet niet na, de meest verschillende schakeeringen in de biografie der kunst binnen te leiden, religieuze zoowel als mondaine, ingetogen en dramatisch-breede, de meest sobere en die van een ongebonden romantisme en nu vermelden wij nog niet de reeks van werken, die onder den naam der heilige Bekeerlinge zeer onheilige fantasieën hebben afgemaaid, gelijk b.v. Dresden's museum en vele te aanschouwen geeft.
De christelijke kunst heeft in Maria Magdalena, de zuster van Lazarus, en in de Boetvaardige van Magdala steeds één en dezelfde persoonlijkheid beschouwd en steunde in hare uitingen op de volgende, zeer tot uitbeelding geëigende gegevens.
De haat van Israël, die den Zaligmaker ten dood voerde, vervolgde na 's Heeren Hemelvaart ook Diens vrienden. Maria Magdalena ontvluchtte dien, met haren broeder Lazarus en Martha hare zuster, met hare dienstmaagd Marcella en een leerling der apostelen, Maximinus; zij begaven zich naar Marseille. Een leven van boete-oefening ving hier voor de Heilige aan. In stillen weemoed bleef zij gedenkend aan die dagen vol weelderig zinnengenot van voorheen; een krocht was voortaan hare woning, de meest schamele spijze haar voedsel, een dierenhuid haar kleedij. Stervend ontving zij van den H. Maximinus, den bisschop en apostel van Aix, de laatste H. Sakramenten.
Voeg bij deze hoofdlijnen de overtalrijke legenden, die het volk verhaalt, en gij hebt het overzicht van een leven, dat een ongemeenen rijkdom van afwisselende momenten voor den kunstenaar moest aanbieden. Aan al hare levensdaden, geschiedkundige zoowel als verdichte, heeft de beeldende kunst uitdrukking verleend. De wereldsche vrouwe in haar dansvermaak en jachtbedrijf schildert Lucas van Leyden; Paul Veronese maakt haar in een driemalen herhaalde voorstelling tot het middelpunt van luxueuze feestgelagen; vele anderen geven gelijkaardige voorstellingen, waaronder er niet weinige worden gezien, die noch de karakteristiek eener Heilige, noch den geest der Kerk wisten te vertolken.
Door velen der meest vermaarde kunstenaars is zij in meer rationeele, in zeer gewijde stemming vaak, als ‘Patronesse der rouwmoedige zondaren’ geschilderd; dan aanschouwen wij haar met gelaatstrekken, waarop vasten en lijden hunne merkteekenen hebben ingeprent, gelijk op de figuur die Donatello te Florence in hout heeft gesneden; of wel zij werpt alle sieradiën der wereldsche ijdelheid van zich weg, om haren God in ootmoed en liefde te dienen, zooals Rubens, Gerard Dou, Le Brun en anderen haar hebben voorgesteld. Nederig en vol innigheid mediteerend, brachten haar eenigen der Oud-Hollandsche school in beeld, gelijk Rogier van der Weyden, Quinten Massys, Jan van Scorel. In de nederigste houding, de voeten des Heeren zalvend, dacht haar Raffaël in een zijner teekeningen, Mabuse en Giovanni da Milano in hunne schilderingen; deze laatste béeldde tevens de komst des Zaligmakers in het huis van haar broeder Lazarus af, gelijk ook de Dominikanesse Plantilla, leerlinge uit Bartolommeo's school.
Het is slechts een greep der vele openbaringen van dit vruchtbaar onderwerp voor de christelijke kunst-uitdrukking.
Van een geheel nieuwen - onlangs gevestigden meester - reproduceert de Katholieke Illustratie een onder menig opzicht zeer verdienstelijke teekening der H. Boetelinge. Het is inderdaad de rouwmoedige schuldbewuste, die verzoend met haren goddelijken Redder, in weemoed hare afdwalingen en 's Heeren lijdenssmart overweegt; zij plaatst de hand op het hart, als sprak zij nogmaals haar rouwmoedig ‘confiteor’ uit. Staande voor het eenvoudig muurvlak als achtergrond, komt de sobere figuur van zelve in het volle licht en wij worden getroffen door de pieuze expressie der zeer doorteekende voorstelling. 's Meesters arbeid schijnt ons te herinneren aan de studieuze school der prae-raffaëlieten, aan Burne-Jones, Rosetti en dergelijken of aan eenige der rustige komposities, gelijk het Louvre er van Botticelli bewaart. Van den schilder zelven (Jan Oosterman, te Sloten bij Amst.) is er nog weinig werk te vermelden; vergissen wij ons niet, dan is deze Maria Magdalena een der eerste stukken, waarmede hij als zelfstandig meester debuteert. Soortgelijke opvattingen en uitvoeringen geven reden om voor hem aan een vruchtbare toekomst als schilder van heiligen-figuren te gelooven.
Nijmegen.
M.C. Nieuwbarn, O.P.