Een dag bij de spinnen.
Araneina.
Araneina besloot, na een oogenblik gedacht te hebben, dit ongastvrij huis spoedig te verlaten ofschoon zij denzelfden morgen was gekomen en het nu pas tien uur kon zijn. In het eerste uur van haar bezoek was zij door een afschuwelijk monster aangevallen. Zijn lichaam, veel honderdmaal grooter dan het hare, was met onnatuurlijk stijf, geel haar bezet en zijn harde, dikke staart was zoo lang, dat de verschrikte spin niet eens het einde kon ontdekken. Araneina, die in de wetenschappelijke wereld bekend zou zijn onder den naam van Epeira diadema, had sinds haar geboorte vlak bij het huis gewoond, waar deze schandelijke aanslag gebeurde; maar, daar zij een tuinspin was, had zij het huis nog nooit gezien, ofschoon vele van haar zusters, nichtjes en tantes naar binnen waren gegaan, sommige om dien tocht nog dikwijls te wagen, andere om nooit meer terug te komen.
Maar op dezen Meimorgen was Araneina tegen den steenen muur opgeklauterd, die warm van de zon was en veel prettiger voelde dan de vochtige aarde. Toen zij een poosje geklommen had, vond zij het raam van de studeerkamer openstaan en ontdekte daarbinnen een prachtig plaatsje om vliegen te vangen, dus begon zij een web te spinnen, daar zij nog niet ontbeten had.
Een menschelijk wezen, dat zulk een net zou moeten maken, in grootte evenredig naar zijn eigene en van hetzelfde ingewikkelde patroon, zou daartoe verscheidene werklieden noodig hebben en twee of drie dagen tijd, benevens alle mathematische en mechanische hulpmiddelen.
Maar Araneina, ofschoon zij onmogelijk zou kunnen verklaren, welk meetkunstig probleem zij oploste, maakte in minder dan een uur soms haar schoon weefsel, dat ook dienen moest om haar voedsel machtig te worden. Nu zij dus trek kreeg in haar ontbijt, begon zij haar eigenaardig weeftoestel te gebruiken, dat wijze lieden nog meer verwondert dan haar kennis van de meetkunde, sinds de insectenleer een wetenschap is geworden.
Wij weten nu wel, dat de draad, dien zij spint, een kleverige vloeistof is in de spinklieren, die hard wordt zoodra zij in de buitenlucht komt, maar de naturalisten hebben lang getwist of de spin den draad kon vastmaken, waar zij dit wilde, of dat de luchtstrooming den draad naar het gewenschte punt meevoerde, en zij zijn het hierover nog niet cens. Maar Araneina kon hun verschil van meening volstrekt niet schelen.
Zij had zes spinklieren, die ieder wel honderd kleine gaatjes hadden, zoodat meer dan zeshonderd verschillende draadjes dien éénen fijnen draad vormden, dien zij noodig had. Vier spinklieren zorgen nl. voor den langen draad en de andere twee maken tweehonderd korte eindjes, die voortdurend heen en weer wevende, zoodat alle één geheel vormen. Leuwenhoeck, een verbazend knap en geduldig man, die honderd jaar geleden leefde, rekende uit, dat er vier millioen draden van een kleine spin, die hij waarnam, noodig waren, voor één haar van zijn baard.
Araneina, die nooit van Leuwenhoeck of zijn baard gehoord had, begon haar web samen te stellen door eerst een klein stukje lijm te plakken tegen de sponning van het vensterraam, dat vier voet hoog was en twee voet van de vensterbank was verwijderd. Dit deed zij door die plek even aan te raken met haar spinklieren. Daarop bevestigde zij het einde van haar draad aan die lijm en spon den draad, terwijl zij verder ging - hem vasthoudende met een harer achterpooten, waar kleine haakjes aanzitten tot dat doeleinde - zoo maakte zij een vierkant waarvan drie uiteinden werden gevormd door de vensterbank, de sponning en de vensterlijst, terwijl het vierde was bevestigd door draden, die van boven naar beneden liepen. Toen haar web zoo ver klaar was, liep Araneina er vlug, maar met groote zorgvuldigheid langs, het overal bevoelende en versterkende, want dit spinsel moest de gansche zwaarte van het web dragen.
Araneina liep nu terug naar het punt waar ze was uitgegaan en viel met haar draad naar het tegenovergestelde einde van het vierkant, om dien daar vast te maken. Zij klom langs dienzelfden draad op en zonder te meten maakte zij precies in het midden een anderen vast en bracht dien weer naar boven, hem van den anderen verwijderd houdende door haar achterpoot en vormde zoo de derde spaak van een wiel midden in het vierkant. Snel liep zij langs de laatste spaak terug, om weer een nieuwen draad te beginnen, zoowat een duim verder, totdat zij het gansche vierkant was langs geweest.
Toen zij zoo ver was, ging Araneina, zonder te rusten of haar werk te bewonderen, naar het midden en begon daar een spiraalvormigen draad te weven, rond de spaken van haar wiel; zij klom van den eenen cirkel naar den anderen, voorzichtig haar draad van den vorigen verwijderd houdende, tot de juiste plaats bereikt was. Daarop raakte zij den draad even met haar spinklieren aan en ging weer verder: dit alles in minder tijd, dan ik noodig heb om het te beschrijven.
Araneina begon een spiraalvormigen draad te weven rondom de spaken van haar web.
Toen zij haar spiraal had getrokken tot aan de uiteinden van het web, begon zij van daar uit een dichter te spinnen, die ook van een ander soort draad was, want de vorige was glad en deze was met een dikke vloeistof bedekt, die er in druppeltjes aan bleef hangen en die hem vast deed kleven aan alles wat er aan raakte.
Na eenige malen te zijn rondgegaan, zou deze spiraal de andere, die 't eerst gesponnen was - en eigenlijk maar een grondslag was om de hoofdlijnen aaneen te houden - kruisen, maar Araneina verbrak den ouden draad en liet alleen kleine, haast onzichtbare uiteinden er van aan de spaken hangen.
Nu zij dus aan den buitenkant begon, kon zij het gansche net met haar draden overkruisen, zonder er op te moeten loopen. Na 't voltooide web nog met eenige draden tegen de vensterbank versterkt te hebben, kwam Araneina naar het middelpunt terug en hing daar met haar kop naar beneden, om op haar ontbijt te wachten. Zij bevroedde niet in 't minste, dat, wanneer het raam gesloten werd, zij zelf en haar web vermorzeld zouden worden, evenmin als de bewoners van Helice en Bura wisten, dat zij hun huizen op vulcanischen bodem bouwden. Maar vóórdat het raam gesloten werd, kwam het gele monster Araneina overvallen en het was alleen de wonderlijke vlugheid, waarmede zij gebruik maakte van haar natuurlijke middelen, die haar redde.
Het monster, dat op zijn staart scheen te bewegen, had met één ruk haar en haar web ter aarde geworpen, zeker om haar onder zich te verpletteren.
Maar de spin had met ongelooflijke snelheid een draad vastgehecht aan de dikke gele haren van haar vijand, en liet zich daaraan, achter hem, zakken; zóó snel maakte zij dien draad langer, dat zij in een ondeelbaar oogenblik door de lucht vloog en zoetjes op den grond viel, zes duim van haar belager verwijderd en gelukkig vlak vóór een groote schrijftafel, die voor het raam stond.
Zij schoot hier onder en vond onder een der pooten een veilige schuilplaats, waar zij zich tot een bal in elkaar rolde, zoodat ze niet veel grooter was dan een maiskorrel. 't Was juist bijtijds, want het gele monster ging woedend voorbij haar schuilplaats en de verschrikte spin voelde zelfs de vreeselijke haren, die haar juist nog even bereikten.
Eenige oogenblikken was Araneina in groot gevaar, want de bezem werd gehanteerd door een bijzonder ijverige dienstbode, en ofschoon die dienstbode een onwetende meid was en de spin zonder twijfel tot de insecten rekende - niet wetende, dat zij verwant was aan de deftige kreeft en den vreeselijken schorpioen - had zij voor, dat zij de grootste en de sterkste was en zij gaf haar bloeddorstig opzet tegenover haar erfvijandin niet op, voordat zij overtuigd was, dat de spin buiten haar bereik scheen te zijn.
Toen besloot Araneina bij de eerste gunstige gelegenheid het huis te verlaten. Zij wachtte even en liet zich toen uit haar schuilplaats zakken aan een draad, dien zij vasthield, om bij het minste teeken van 't naderen des vijands er weer tegen op te kunnen klimmen. Toen zij niets zag, kroop zij onder de schrijftafel uit naar den muur en klom weer naar het open raam.
Droevige ondervinding had haar geleerd, dat dáár vooral gevaar dreigde, en zij wandelde dus over de vensterbank met al haar acht oogen wijd open. Zij was juist halfweg toen het gele monster weer verscheen - want de meid had gewacht tot de spin weer verscheen - en met een vreeselijken bons op de steenen vensterbank neerkwam, juist op het oogenblik, dat Araneina zich over den rand wierp en langs haar draad naar beneden gleed - een sprong, die in vergelijking van haar grootte, tienmaal hooger was dan wanneer een man van den Eiffeltoren zou springen.
Zoetjesaan kreeg Araneina ergen honger, want zij had nog niets gegeten en zij wist ook, dat zij, na zulk een groot web dien morgen te hebben gesponnen, misschien geen materiaal voor een tweede had, wanneer zij eerst niet door een maaltijd zich had versterkt. Araneina zorgde er wel voor, haar spinsel niet te verknoeien. Zij zou liever half verhongeren dan een net