tintelenden lust naar verfijning in de vingeren, met een trek naar het subtiele en teedere, het moeizaam overwogene en welbedachte, met een zielsdrang naar verdieping, strakker bepeinzing van wat de anderen weergaven in onbevangener volheid van heviger schildersdrift.
Ook uit hùn kunstbeginsel kan schoonheid komen, dit bewijzen er niet weinigen onder onze jongere tijdgenooten en Van Soest is onder hen niet de minste.
Meest wordt hij getrokken door het zacht-droomerige in de natuur, die hij met liefdevolle oplettendheid bestudeert, en afbeeldt met een tot in bijzonderheden zichtbare zorg, welke aan zijn schilderingen het karakter van distinctie en poëzie-rijke fijnheid verleent, door kunstkenners terecht gewaardeerd.
Zoo is het hier gereproduceerde stukje: langs een zonbeschenen beukendreef drijft een herder zijn kudde heidewaarts; 't is lente, de boomen zijn nog sober in 't blad; maar over den weg ligt zonneglans en we kunnen ons verbeelden, hoe de beesten blij-blatend mée-genieten van de nieuwe lente.