Bij de Platen.
De Cisterciënsers van Sénanque. -
Het Fransche ministerie en de Fransche Kamermeerderheid hebben niet veel minder dan beulswerk verricht door de mannen- en vrouwen-congregaties bij dozijnen op te heffen. Enkel om aan hun anti-clericale dweepzucht te voldoen, geen rekening houdende met verdiensten in het verleden en de diensten van heden, hebben zij, het schoone woord vrijheid misbruikend, duizenden kloosterlingen uit het land verbannen, dat toch ook hùn vaderland is.
Tot de kloosters, die door hun bewoners zijn verlaten, behoort ook dat van Sénanqúe, in verre tijden gesticht en door de eeuwen en de revolutie heen tot op onze dagen in stand gebleven.
In het departement Vaucluse, in een woest Alpenlandschap gelegen, had de abdij van Sénanque in de twaalfde eeuw Alsaur, bisschep van Cavaillon, tot stichter. Zij dagteekent van 1148 en is misschien het eenige klooster in Frankrijk, dat, zoo oud, zoo goed aan den tand des tijds weerstand heeft geboden. De buitengewoon goed geconserveerde kloostergebouwen en kerk vertoonen een merkwaardig specimen van Cisterciënser architectuur: aan eenvoud en strengheid van lijnen, massieve hechtheid van muren, lichte rankheid van kolonnetten en sierlijke fijnheid van het beeldhouwwerk der kapiteelen parend.
De Congregatie der Onbevlekte Ontvangenis van Sénanqgue behoort tot de orde der Cisterciënsers, hervormd door den H. Bernardus. Haar leden hebben de oorspronkelijke regels van Citeaux in al hun strengheid aangenomen, staan des morgens om drie uur op om in het koor de metten en lauden te gaan zingen, verdeelen den dag tusschen gebed, studie en handenarbeid, en begeven zich des winters om acht uur, des zomers om halfnegen te ruste.
Dit alles behoorde eigenlijk in den verleden tijd te worden gezegd, want de monniken, die vreedzaam hun akkers bebouwden, hun kudden hoedden, stil mediteerden en baden, zijn thans uit hun huis verdreven.
Het is niet de eerste maal, dat de Congregatie slachtoffer werd van willekeur en dwingelandij. In den revolutie-tijd verdreven, werd zij in 1854 hersteld door pater Barnouin, die, eerst prior, in 1869 tot de waardigheid van abt werd verheven.
Als een herinnering aan de thans verlaten abdij - stom maar welsprekend getuigenis tegen het anti-clericale Frankrijk van tegenwoordig - nemen wij in dit nummer een naar een photographie vervaardigde afbeelding op van de laatste plechtige processie, in Mei van het vorig jaar om de kloostergebouwen gehouden. Het is een treffende aanblik, den abt dom Léonce, met mijter en staf, te midden zijner kloosterlingen, bejaarde en jonge, te zien voortschrijden.
Frankrijk zal door het verdrijven zijner edelste zonen en dochteren - mannen van studie en wetenschap en engelen van liefde - er niet grooter op worden!