De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 20
(1903)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe spitter.De spitter met gekromden rug
Staat op den akker; zonder vlug
Te zijn, steekt hij geregeld aan
Zijn spa de vette lenden door
Des moedergronds, die laat begaan
Gewillig na de vorst, schoon vóór
Een dag of wat hij nog, tot steen
Verhard niet om te woelen scheen.
Des spitters spieren iedre klot,Ga naar voetnoot1)
Die hij het onderst boven keert,
Al kreunend kraken doet. 't Gebod
Van werken draagt hij, aangeleerd
Van jongs. En klagen kent hij niet.
‘De Man hierboven,’ denkt hij, ‘ziet
Mij op den grond gebukt en zal
Mijn stram geworden leden dra
Verjongen eeuwig.’ Met dat al
Hij de van 't delven gladde spa
Nu met den voet de vore inwringt,
Dan op de kluiten slaat. Ze blinkt
Als spiegelglas. Daar 't half perceel
Bijna ligt open, hij wat staat
Te schoften leunend op den steel
Van zijne schop. De kerkklok slaat
Daar ginder; tien uur telt hij. ‘Kom,
En pijpken opgestoken om
Met nieuwen moed weer aan den gang
Te tijgen.’ En terwijl de rook
In zware witte lijnen lang-
zaam door den houtkant glijdt,
Komt hem de zonne zeegnen; ook
De kraai een ‘goeden morgen’ krijt.
St. Charles,
Dr. A. Smoor.
|
|