Groot en goed. [Vervolg van p. 89.]
ingang van het Campo Santo te rome.
verzekerd, dat het dubbel en dwars verdiend was. Veinzen, hoe nuttig en voordeelig soms, was hem geheel vreemd. Vandaar miste hij, wellicht te veel, de hoffelijkheid, Windthorst in hooge mate eigen, om de onbeteekenende gesprekken van onbeteekenende personen aan te hooren met een belangstelling, alsof nieuwe gezichtspunten omtrent het hoogste in Kerk en Staat geopend werden. IJdeltuiten, gelijk wij doorgaans zijn, hinderde dit ons wel eens. Zij echter, die het voorrecht hadden den Dokter van nabij te kennen, wisten, dat, als hier van een gebrek kon gesproken worden, het een gevolg was van in zich uitstekende eigenschappen des harten, konden zich dus gemakkelijk over dit min aangenaam gevoel heen zetten; maar, indien hij ook op dit punt meer op Windthorst had geleken, er zoude in zijn dagboek menige droevige bladzijde minder te schrijven zijn geweest. Hem door menschen aangedaan leed, droeg hij met schier bovenmenschelijke kracht. Slechts, als na rijp beraad verdediging, niet ter wille van eigen persoon, maar ter wille van de voorgestane zaak, hem noodzakelijk toescheen, greep hij naar zijn scherpe pen. Terwijl anders, ook in den regel bij gedichten, het geschrevene, gelijk het uit zijn brein voortkwam, rechtstreeks naar de drukkerij kon gaan, herlas hij dan herhaaldelijk zijn handschrift, om alle krenkende woorden zooveel mogelijk te verzachten of te schrappen.
Zoo was hij steeds, zelfs in den felsten, meest persoonlijken strijd, een goed mensch! Eenmaal slechts heb ik tranen in zijn oogen gezien. Terwijl hij met de grootste inspanning van kracht bezig was in een hoogst moeilijke aangelegenheid voor een geestelijke orde bij een liberale regeering - ik meen bij Van Houten -faciliteiten te verkrijgen, had een lid dier orde een artikel in 't licht gezonden, waardoor twijfel aan 's Doctor's waren katholieken zin kon rijzen. ‘Van dien man en onder deze omstandigheden had ik anders mogen verwachten,’ zoo sprak hij; ‘maar de man heeft zeker gedacht zijn politieke onafhankelijkheid te moeten tooilen.’ Den volgenden dag ging de Doctor opnieuw naar den Minister en won het pleit, waarvan de orde nog de vruchten plukt. De wraak van een groot man, die tevens een goed mensch is!
Waar hij de schoonste gaven van zijn hart ten toon spreidde, het was niet in 's Lands vergaderzaal, niet op de katheders, die soms hoorbaar zuchtten onder de slagen zijner welsprekendheid, niet in de kabinetten der ministers, waar maar al te vaak slechts koele berekening aan het woord is, ook niet aan de feestmalen, al trok ook daar de jovialiteit, het gemak van zijn omgang aller harten tot hem, en heeft hij daarmede op velerlei gebied, ook op dat der zedelijkheid - ik heb het bijgewoond - onberekenbaar nut gesticht, meer dan het geval zou zijn geweest als hij, gelijk sommigen liever gezien hadden, teruggetrokken geleefd had: neen, het was in den meer intiemen kring, waar hij zich schier geheel kon geven, en vooral in de aan duizenden welbekende studeerkamer in het Groot-Seminarie van Rijsenburg.
Vier malen daags kwam de post. Voor den brievenbesteller moet 's Doctors dood een ware opluchting zijn geweest. Ik maak mij niet aan overdrijving schuldig, als ik zeg, dat bijna iedere post minstens tien brieven aanbracht van den meest uiteenloopenden inhoud, uit alle deelen des lands. Een geheel of bijna geheel onbekende zou gaarne zijn familielid of vriend ergens als notaris, ontvanger, klerk, wisselwachter, postbode of iets dergelijks geplaatst zien en dringt den Doctor als eersten rangs plicht op het hart, geen moeite te sparen om dien mensch te doen slagen, waartoe de alvermogende natuurlijk in staat is. Een tweede brief vraagt, niet zonder ergernis in den toon, hoe het komt dat de juridische