Een in 't water gevallen sledetocht.
Naar teekeningen van Joh. Bahr.
De bankier Zilverman organiseert een grootsche sledetocht naar zijn op een uur afstands gelegen villa.
Bankier: ‘Johan, als de paarden gevoêrd zijn en wij terug kunnen rijden, waarschuw je me. Begrepen?’
Johan: ‘Om u te dienen, mijnheer Zilverman.’
‘Mijnheer Zilverman, ik kom u zeggen....’
‘Goed, Johan, maar we zijn pas hier. Kom over een uur maar eens terug.’
‘Mijnheer Zilverman.... ik....’
‘Zie je dan voor den drommel niet, hoe mijn gasten zich amuseeren? De eerste twee uur laat je je niet meer zien. Verstaan?’
‘Mijnheer Zilverman, ik moet u zeggen....’
‘Nu is 't genoeg, - de deur uit, en wacht tot ik je roep!’
‘Nu kan het mij niets meer schelen, mijnheer Zilverman - maar ik moet het u toch zeggen: Sedert twee uur hebben we het prachtigste -
dooiweer!’