[Nummer 51]
In de kerk te Rijswijk.
Naar de schilderij van Calissendorff.
De schilder, van wiens werk bijgaande plaat ons een afbeelding geeft, moet wel voornamelijk zijn getroffen geweest door de humoristische zijde van het geval, dat hij het verwerkte tot het grappige tafereel, 't welk deze protestantsche dorpskerk te genieten geeft. Toch is er geen al te sterke overdrijving in de manier, waarop hij de vergadering heeft weergegeven: typen als deze behooren in onze dorpskerken lang niet tot de uitzonderingen en zullen dezen of genen onder onze lezers licht als oude bekenden voorkomen.
De mannen, gezeten op de voorste bank, zijn waarschijnlijk de ouderlingen der gemeente en behooren voor het meerendeel tot den gegoeden boerenstand. Een uitzondering hierop schijnt te maken het witharig manneke middenin: hij draagt een gekleede, lakensche Zondagsjas, halsboord en strikdasje en ziet er wel wat uit als een ouderwetsche schoolmonarch, zooals hij daar met een wijsgeerig gezicht op den voor hem liggenden bijbel zit te staren. Links van hem zijn twee kostelijke typen gezeten: de gebrilde boer, onder wiens donkere pruik een paar grijze haarlokjes verraderlijk komen uitwippen, heeft blijkbaar geen oog van den spreker af, zijn buurman, wiens schonkig-norsche kopeen inniger vertrouwdheid met het lieve vee dan met dominee's diepzinnige theologische verwikkelingen verraadt, luistert toe met bedenkelijk gelaat, beduusd van zooveel wijsheid als daar vloeide van 's leeraars lippen. Die aan den anderen kant der bank schijnt ze beter aan te kunnen. Het gedachten-zware hoofd gesteund door de rechtervuist, zit hij nauwgezet te luisteren, in 't minst niet afgeleid door het ontstichtende geknikkebol van Teeuwis-buur, wien het onder dominee's gehoor te vergaan pleegt als den man, van wien onze onsterfelijke dichter Tollens vertelt, hoe hij tot de ervaring kwam, dat
Bid en werk was de tekst,
Val in slaap was de preek.
Zonder ons aan gissingen omtrent de slaapwekkende werking dezer predikatie te wagen, lijkt het ons vergeeflijk, dat de oude ziel over zijn bijbel is ingedut. Als aanstonds de voorzanger den psalm aanheffen en de heele gemeente met luider stem invallen zal, schrikt hij stellig wakker om dan straks, onder het huiswaarts gaan, met den predikant een klein, maar vinnig dispuutje te beginnen en ten slotte het laatste woord te hebben over het leerstuk, op 't punt waarvan dominee hem dezen morgen niet bijster rechtzinnig leek.
Maar op 't hier voorgestelde moment heeft de leeraar nog het woord alleen: hij leest de te zingen verzen van den psalm voor, die bij protestantsche godsdienstoefeningen de beide helften der vaak bedenkelijk lange predikatie scheidt en onder welken de collectanten rondgaan om de liefdegaven der gemeente in te zamelen. Zulk een waardigheidsbekleeder - diaken geheeten, omdat hem en zijn broederen de armenbedeeling is opgedragen - zien we dan ook ijverig met zijn zakje in de weer. Hij is een type, aan het leven ontleend: zijn sluike haren en uitgestreken gelaatstrekken passen geheel en al in de omgeving. Meer achterwaarts zien we nog een menigte boeren en boerinnen, waardige stoflage van het kerkinterieur, dat de traditioneele, aan de stukadoorskwast herinnerende kilheid vertoont, gereformeerden bedehuizen eigen. Door de kleurlooze ruiten werpt de morgenzon een verblindende helheid van blank, tegen de witte muren weerkaatsend licht naar binnen, buiten zien we het vroolijk gewemel van lentegroenloover, wat ons al gauw lokken zou uit de langdradigheid van het psalmgezang in Rijswijk's kerk naar de luchtige vogelmuziek in zijn boomrijke dreven.
M.V.
in de kerk te rijswijk, naar de schilderij van calissendorff.