De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe nieuwe aartsbisschop van Keulen.Onder de uitgestrektste en meest bevolkte diocesen ter wereld neemt het aartsbisdom Keulen met zijn meer dan drie millioen geloovigen een der eerste, zoo niet de eerste plaats in, en meer dan eens is er sprake van geweest, het diocees te splitsen en het eerbiedwaardige Aken tot de zetelplaats van een bisschop te verheffen. Voor ons, Nederlanders, zijn aan het diocees Keulen oude herinneringen verbonben. Toen koning Dagobert omstreeks 630 te Utrecht een kerk of kapel stichtte, toegewijd aan den H. Thomas, stelde hij de kerk van Utrecht onder het bestuur van den bisschop van Keulen, met de bepaling, dat deze voor de verkondiging van het H. Evangelie zou zorg dragen aan de Friezen in en om Utrecht. Omstreeks 794 werd Keulen tot aartsbisdom verheven en het bisdom van Utrecht als suffragaan daaraan onderhoorig. Sinds dien tijd was het diocees van Utrecht kerkrechtelijk aan Keulen als zijn metropolitaan onderworpen, totdat het in 1559 zelf aartsbisdom werd.Ga naar voetnoot1) Eeuwenlang waren de aartsbisschoppen van Keulen tevens een der drie geestelijke keurvorsten - Mainz, Keulen en Trier - en oefenden als zoodanig grooten invloed uit op de geschiedenis van het Duitsche rijk. MGR. DR. ANTONIUS HUBERTUS FISCHER,
de nieuwe Aartsbisschop van Keulen. Met het neerleggen der Duitsch-keizerlijke waardigheid door Frans II in 1806 hield het ambt van keurvorst vanzelf op, nadat reeds in 1802 aan de aartsbisschoppen van Keulen en Trier de keurvorstelijke waardigheid was ontnomen. Op het Congres te Weenen werd de Rijnprovincie aan Pruisen toegewezen en werd Keulen een Pruisische stad. Freiherr von Droste zu Vischering is een der meest bekende aartsbisschoppen uit de eerste helft der negentiende eeuw geweest. Uit de tweede helft, den bitteren tijd van den Cultuurkamp, is niet minder bekend de nobele figuur van den aartsbisschop Melchers, die, vervolgd en verbannen, in de hoofdstad der Christenheid een schuilplaats vond en door Pius IX tot het kardinalaat werd verheven. Lange jaren was het aartsbisdom verweesd, tot in 1885 Mgr. Krementz werd aangewezen om den zetel van den H. Maternus in te nemen. In 1899 werd deze bij zijn overlijden opgevolgd door Mgr. Simar van Paderborn, die nog geen drie jaar met de aartsbisschoppelijke waardigheid is bekleed geweest en wien thans door het kapittel tot opvolger is gegeven Mgr. dr. Antonius Hubertus Fischer. De nieuwe aartsbisschop werd in 1840 te Gulik geboren, bezocht het gymnasium te Keulen, de universiteit te Bonn, werd in 1863 priester gewijd en was niet minder dan een kwarteeuw werkzaam aan het gymnasium te Essen, waarbij hij nog tijd voor hulpverleening in den parochialen dienst en voor journalistieken arbeid vond. Hij verwachtte in 1888 een professoraat aan de universiteit te Bonn, toen de kardinaalaartsbisschop Krementz hem eerst tot domcapitularis, daarna tot zijn coadjutor benoemde. Veertien jaar lang heeft hij eerst Mgr. Krementz, daarna diens opvolger, Mgr. Simar, ter zijde gestaan, tot hem thans de volle zwaarte van het aartsbisschoppelijk ambt op de schouders is gelegd. Zoo iemand dan is Mgr. Fischer daarop voorbereid, van wien, veertig jaar geleden, de kardinaal-aartsbisschop von Geissel het getuigenis gaf, dat hij om zijn krachtig gestel, werklust, solide karakter, groot talent en goed gedrag ‘voor alles bruikbaar’ was. De uitkomst heeft de juistheid van dat getuigenis schitterend bewezen.
een luipaard als trekdier gebezigd, naar een photographie.
|
|