Een zonderling,
door Béha.
(Vervolg.)
‘Ik,’ - Tom wendde zich af, om zijn blos te verbergen, zijn eergevoel en de eerzucht om de weddenschap te winnen streden in zijn borst, ‘ik sta er nog op en blijf mijn plan staande houden,’ zei hij eindelijk op een toon, die Dick een heimelijk glimlachje ontlokte.
Ondanks den herfsttijd, brandde de zon verzengend boven land en beemd, onbarmhartig goot zij haar stralen uit op het dichterlijke hoofd van Tom Boyle, die van sir Roberts landgoed door velden en weiden naar het slot Fonthill-Giffon wandelde. Nadat hij van het gesprek met Dick was teruggekeerd, had hij zich den tusschentijd tot het middaguur ten nutte gemaakt om een weinig te rusten en een eenvoudig, doch keurig toilet te maken, ten einde in geval van nood niet als een gemeene indringer met roofzuchtige, bedoelingen behandeld te worden; voor 't geval zulks echter niet noodig zou zijn, verborg hij den gentleman onder een lange, grijze overjas van grove stof en het zorgvuldig gekapte haar onder een groote pet van dezelfde kleur. Hij had noch zijn gastheer noch een der andere heeren gesproken; ook nu hij voor de tweede maal het huis verliet, vermeed hij elke ontmoeting. Over het twijfelachtige zijner handelwijze was hij heel wat geruster dan straks; hij had zich voorgehouden, dat het hem, die, naar hij meende, met een buitengewoon schelpen blik was toegerust, licht gelukken kon een spoor te ontdekken, dat Fonthill-Giffon als den zetel van een wereld- of minstens staatsgevaarlijk individu kenmerkte, - en in dienst van de menschheid of het land verborgen wegen té bewandelen, dat mocht geen onrecht heeten!
Op den slottoren sloeg het twaalf uur, en de klokken der naburige plaatsen droegen de boodschap van het middaguur door de blauwe onbewolkte lucht, toen meneer Tom, druipend van het zweet, op het met Dick afgesproken punt aan de achterzijde van het slotpark aankwam. Het terrein was reeds op eenigen afstand zachthellend opgeloopen en verschafte van dat standpunt een uitzicht over de geheele streek, het scherpe oog van Tom kon duidelijk het eigendom van sir Robert onderscheiden, dat bijna in rechte lijn - en schijnbaar dichtbij - met de plek geiegen was, die de dienaar van mijnheer Beckford hem had aangewezen.
Dick had woord gehouden. Daar stond de bewuste ladder; van gemakkelijke, dikke sporten voorzien, voerde ze tegen de niet onaanzienlijke hoogte van den muur op, die de bezitting van den geheimzinnigen zonderling omringde.
‘Hm, hm!’ hoestte Tom, als ten teeken, naar boven - ‘hm, hm!’ klonk het uit de hoogte terug.
De voet stond op de eerste sport van de ladder, toen bij den jongen man de gedachte opkwam, dat men, evengoed als hij de streek overzag, gemakkelijk hem zelven in de nu juist niet onverdachte houding, die hij bezig was aan te nemen, ontdekken kon. Onwillekeurig draaide hij zich om, en het wilde hem toeschijnen, dat een paar vensters in de bovenverdieping van sir Roberts landgoed wijd open stonden en dat een aantal hoofden, onder welke hij dat van zijn gastheer zeker meende te herkennen, naar hem stonden te kijken, ja, het was hem, alsof men zelfs een verrekijker op hem richtte.
‘Hm, hm!’ klonk het weer aan den anderen kant van den muur, er was geen terug voor meneer Tom, hij had het noodlot uitgedaagd, het moest zijn gang gaan.
Gezwind was de magere gestalte van Thomas Boyle naarboven geklauterd, om aan de andere zijde langs benedenwaarts voerende sporten achter den muur te verdwijnen.
Aan den voet der ladder wachtte Dick. Geen spoor van eenige kwetsende vertrouwelijkheid was in 't gedrag van den jongen man jegens mijnheer Thomas te bespeuren, aan niets was te zien, dat de dienaar met den bezoeker een geheim deelde, hetwelk den gentleman nu juist niet tot grooten roem strekte: eerbiedig heette hij den jongen edelman welkom. Men had, voegde hij er bij, geen beteren tijd voor de onderneming kunnen kiezen, want de zalen en kamers van het slot, wier bezichtiging de moeite loonde, waren geheel verlaten, en de dienstboden òf aan tafel òf ter rust.
De stilte, die in de geheele bezitting van den zonderling heerschte, legde voor Dicks verklaring de beste getuigenis af; in den tuin, dien lom, door zijn gids geleid, op een smal pad langs den muur doorschreed, was geen levende ziel te ontdekken, geen enkel geluid verkondigde de nabijheid van eenig menschelijk wezen.
Gaarne had hij er eenige oogenbhkken vertoefd, want een ware tropische pracht, getuigende van de zorgvuldigste verpleging en van buitengewone kosten tevens, omgaf hem, maar Dick zette den bewonderenden jongen man tot doorloopen aan; vóór alles gold het, 't binnenste van het slot te be-