Valkenoord,
door
Daniella.
(Vervolg.)
Dicht achter zich hoorde Alfred bekende stemmen in fluistergesprek, Henriette Vredenstein en zijn vriend Van Heeteren.
‘Nu, als de Duitsche prins wist, dat de schoone prinses in slaap was gevallen, zou hij zich zeker wel haasten haar te wekken.’
‘De Duitsche prins?’
‘Nu, ja, Freiherr! Mijn mooi nichtje is geëngageerd met een volbloed Germaan natuurlijk met een kroontje, - ieder heeft zoo zijn stokpaardje, al is men verder nog zoo volmaakt. Maar wat ben ik een flapuit, - daar vertel ik u hardop wat nog eenige maanden geheim moest blijven - un secret de Polichinelle - ik voel eigenlijk niet veel voor zulke geheimen, enfin, wilt u het als in vertrouwen gezegd beschouwen? - 't Was een beeldig tableau, niet waar? Vindt u het geen heel mooie meisjes? En werkelijk even lief als mooi, iets wat men niet altijd zeggen kan.’
De tableau's waren afgeloopen. Toen Fred zich om keerde, stond hij voor Henriette. Hij sprak haar aan en danste met haar den eersten dans, een Strausswals. Zij was zeer mooi dien avond en een en al beminnelijkheid, poes-lief. Zij luisterde bescheiden en ernstig naar hem, het rappe tongetje lag aan banden. Dacht hij veel in M..... uit te gaan dezen winter? Waarom hij niet eens was komen hooren, wat de kaarten hem voorspelden? Ze wist het zeker, de boer der fortuin zou zich aan hem hebben vertoond. Het was niet aardig van hem geweest haar tentje voorbij te zijn gegaan.
Een nieuwe cavalier kwam opdagen. - Toch een goed kind, dacht Alfred,- zoo heelemaal sans rancune. Natuurlijk, al weet zij er het juiste niet van, heeft ze mijn plotseling wegblijven in Amsterdam met zich zelve in verband gebracht. Ze valt toch mee.
Toen rees het bekoorlijk slottableau weer voor zijn oogen. Wat deed hij hier? 't Was een marteling te weten, dat het meisje, dat hij met heel zijn hart liefhad, hier vertoefde en - voor hem onbereikbaar was.
Hij complimenteerde mevrouw Greving, die in zijn nabijheid een oogenblik alleen stond, met het succes van hare dochters. Juist kwamen dezen de danszaal binnen en spoedden zich naar haar moeder.
‘Tilly, mijnheer Van Vliet is zijn spijt komen betuigen, dat hij den pauzedans zal moeten missen. Hij is onverwacht weggeroepen bij een ernstigen zieke buiten de stad.’ - Fred vroeg om de gunst als plaatsvervanger te mogen invallen.
Met Greta danste hij een Lanciers. Gelukkig dat de snel opvolgende wisselende figuren zijn dame en hem voortdurend bezighielden. Erg onbeduidend kwam hij zich zelven voor, hij wist bijna niets te zeggen. Greta was vermoeid, ze was den geheelen dag in de weer geweest, van 's morgens vroeg af, en daarna de drukte van den verkoop, - 't was of zij eene verontschuldiging wilde zoeken, dat ook zij zoo weinig spraakzaam was.
Vóór den pauzedans had hij een dans vrij en zag een oogenblik toe op het gewemel der vlugge paren. Daar hoorde hij in zijn nabijheid zeggen: ‘Wat is de oudste freule Greving een vroolijk aardig meisje, jammer dat ze al geëngageerd is.’
‘Ik dacht, dat de jongste geëngageerd was; vergis je je niet?’
‘Neen, ik weet 't secuur, uit goede bron....’
Fred had onwillekeurig geluisterd - met geheel zijn ziel....
Voor het souper had hij een afzonderlijk tafeltje veroverd. Tilly was aanstekelijk vroolijk. Toen hij haar feliciteerde met den bijval, dien het keurige tableau had gevonden, antwoordde zij:
‘'t Stond me lief, niet waar, die witte vlasharen uit de muts en die hoornen bril? Ik schrok voor me zelf. U zult moeten bekennen, dat ik niet ijdel ben. Ik vond het erg aardig, dat het in den smaak viel. 't Was een idee van tante Claire en papa had het venster met den wilden wingerd geschilderd.’
‘Hoe maakt freule Weringsdorf het? Wat is het lang geleden, dat we gezellig gekeuveld hebben, freule.’
‘A qui la faute. 't Is héél lang geleden sedert uw laatste bezoek.’
Alfred keek strak voor zich en antwoordde niet.
‘Als ik nu ook zoo spraakzaam word als u, dan kan 't goed worden. Noemt u dat gezellig keuvelen?’
‘Freule, hebt u nooit er van gehoord, dat men zwijgt. juist als men heel veel te zeggen heeft, omdat men niet weet hoe te beginnen?’
‘Lieve deugd, neen! 't Is om een spraakindigestie te krijgen, dat alles op te kroppen!’
‘Als tante Claire nu op uw plaats zat en niet zoo doof was, dan zou ik misschien beter kunnen zeggen wat me op 't hart ligt.’
‘Ja, tante Claire soupeert niet meer met jongelui en twee uren geleden was ik ook een oude vrouw, - veronderstel maar, dat ik tante Claire ben en steek gerust van wal.’
‘Dan maar in eens met 't hooge woord er uit! Is het waar, freule, dat binnenkort een engagement in uwe familie bekend zal worden?’
‘Ja,’ zei Tilly, terwijl ze bloosde en schalks lachte, want er ging haar een licht op. In 't dorp had men verteld, dat der Vetter voor Greta kwam. ‘Ja, dat is waar, één van ons beiden is geëngageerd. Raad eens wie, Greta of ik?’
‘Natuurlijk freule Greta!’
‘Zoo,’ lachte Tilly, ‘galant als altijd, maar toch misgeraden, niet Greta maar ik!’ ‘Freule Tilly, u bent een engel, dat u dien Duitschen Vetter wilt trouwen!’
‘Wel, wel, zou men niet zeggen: een papa van twaalf dochters, die blij is er één geplaatst te hebben! Maar, waarom bent u nu toch zoo blij, dat ik van 't tooneel verdwijn? Ik dacht, dat we nogal goede vrienden waren, want daarom vertel ik het u ook, 't mag nog niet publiek worden.’
‘Moet ik dat nu heusch vertellen? Kunt u met de hand op 't hart verklaren, dat u me niet begrijpt?’
‘Met de hand op 't hart: neen, dat kan ik niet, want mijn hart heb ik verloren, maar wie vertelde u toch, dat Greta geëngageerd was met “der Vetter,” zooals ze zeggen, spreek maar van Kurt, hoor, Kurt von Birschau, 'n flinke naam, niet waar, Kurt?’
‘Ja, kort en bondig,’ lachte hij. ‘Wie 't me vertelde: primo Trui van den pastoor, - niet lachen, freule, want ik schaam me al genoeg over mijn lichtgeloovigheid - dan hebt u er zelf op gezinspeeld door te zeggen: daarover kan Greta beter oordeelen.’
‘Ja, ik bedoelde daarmee juist, dat ik hem niet meer objectief beoordeelen kan - ik beschouw hem nu uit persoonlijk oogpunt - maar verder, wie beweerde het nog meer?’
‘Van avond werd 't door iemand tegen een ander, 'k zal maar zeggen: uitgeflapt, 't was niet voor mijn ooren bestemd.’
‘Zeg u alleen: werd het door een heer of door een dame verteld?’
‘Door een dame.’
‘Zeker iemand, die het in de kaarten gelezen heeft?’
Het gesprek werd afgebroken. Men bracht champagne, die hoog schuimde in de spitse glazen.
‘Freule Tilly, niemand hoort ons: ‘à nos amours! Lang leve doctor Kurt von Birschau!’
Blozend klonk zij. Toen dwong zij haar gezichtje in een ernstige plooi, ofschoon het jubelde in haar hart. ‘Nu moet u eens luisteren naar een mensch van ondervinding, - kalmpjes aan! Ik zal oprecht zijn, er is iets niet in orde. Ik heb het heel ver in de strategie des levens gebracht en zal eerst het terrein verkennen. Reken op mij, maar: niet te haastig! - Iemand, die ik geheel doorzie, moet door de mand vallen. Een kaartlegster, als ze oprecht was, zou zeggen: er is een zwarte vrouw in 't spel. - Blijf niet zoo lang meer weg, kom dikwijls en wees opgewekt als vroeger. Heusch u deedt me in den laatsten tijd denken aan den roerdomp, die zijn somberen toon doet hooren. U bent niet beleedigd?’
‘Freule, ik beloof u alles en ik wil niet in herhalingen vallen, maar 't geen ik straks beweerde omtrent uw persoon, zeg ik nog eens....’
‘Ja, dat zegt Kurt ook en dan is 't zoo!’
Hartelijk namen de bondgenooten afscheid van elkander.
De familie Greving keerde niet lang na het souper huiswaarts. Van Heeteren vergezelde haar naar 't rijtuig. Ook Alfred snelde toe om nog een afscheidsgroet te brengen. Op 't oogenblïk, dat Greta het laatste in het rijtuig stapte, viel een orchideeëntak uit haar ceintuur. Haastig bukte hij zich en verborg hem.
Greta was doodmoe, Tilly echter opgewekter dan ooit. Ze babbelde op den terugweg onophoudelijk door. Ze vergezelde Greta, die er bepaald slecht uitzag, naar haar kamer en terwijl ze, teedermoederlijk, haar hielp zich te ontkleeden, ratelde het vlugge mondje maar altijd door over het succes van het feest, de tableau's, het dansen.... over Alfred sprak ze echter geen woord.
Toen kwam 't eindelijk als een zucht van Greta's lippen: ‘Wat had je 't toch druk met Van Hoogerwoude? Wat vertelde hij toch?’
‘Ja, als ik je dat zei, zou je ook weer niet tevreden zijn.’
‘Niet tevreden zijn! Wat zei hij dan?’
‘Hij zei, dat ik een engel was.’
‘Dwaas kind, praat nu toch eens ernstig.’
‘Nu, ernstig, hij heeft het werkelijk gezegd, maar weet je waarom? Omdat ik