J. Hoynck van Papendrecht.
Militaire oefening.
Hoynck van Papendrecht is in ons burgerlijk, vredelievend landje een van de weinige schilders, die militaire onderwerpen behandelen. 't Zijn wel geen breede, diep-tragische tafereelen van moorddadige gevechten, bloedige veldslagen of gebrandschatte dorpen, maar gemoedelijke schetsen van vrijwel onschadelijke landsverdedigers in hun kalm leventje van cantine-jool en parade-bezoeking, met al de variaties hunner uniformen en wapenen, van de vier generaals-sterren tot de dubbele strepen op den voorarm van den korporaal. Deze veelomvattende kennis van militairen tooi en bewapening, in kleuren-verscheidenheid en knoopen-rijkdom, in vormen van sabels en geweren-constructies, van oefeningen in gesloten gelederen of in vrij gelid - dit en alles, wat in militaire boeken steekt, lijkt wel in Hoynck's hoofd gevaren, wijl hij het doceert met een gemakkelijkheid en zakenkennis, die tot in bijzonderheden afdaalt.
Deze wijze van zien en weergeven kenschetst Hoynck als den vlotten, vaardigen teekenaar met pen en penseel, wien het meer om karakteristieken stand en beweging dan om kleur en stemming te doen is; handig illustrator, onderhoudend verteller met de teekenstift, staat een tikje Fransche bravoure, een vleugje Fransche levendigheid, hem lang niet kwaad, te meer, wijl hij van echt Hollandschen humor allerminst misdeeld is.
Een staaltje hiervan geeft onze plaat.
Op het exercitieterrein eener havenstad is een militair muziekkorps - naar de uniform te oordeelen mariniers - zich aan het oefenen op fluit en signaalhoorn. Dat de critiek, vertegenwoordigd door een paar barsch uitziende sergeants, zich niet onbetuigd laat, bewijst de lang niet zoetsappige tronie, waarmee een valsch-blazend trompetter wordt terecht gewezen, terwijl de meer rechts staande instructeur, de armen over de borst geslagen, zich blijkbaar geweld aandoet om onder het oorverscheurend geschetter in 's Hemels naam zijn ziel in lijdzaamheid te bezitten.
Ondertusschen blazen de jongens er lustig op los en de pijpers laten zich evenmin onbetuigd - luimig geval voor den humoristischen zin van een teekenaar als Hoynck, om, gauw gezien, te worden omgezet in een losse, luchtige aquarel, waarin wel hoofdzaak blijft de pakkende handeling, maar toch het iederen Hollandschen schilder eigene begrip van ruimte en atmosfeer voldoende verantwoord is.
P. Raëskin, Pr.