De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 19
(1902)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBij de Platen.De geschenken der katholieke wereld aan den jubileerenden Paus. -Niet enkel de vorsten en hoofden van staten hebben den H. Vader bij gelegenheid van diens zilveren feest als Paus kostbare geschenken aangeboden als bewijzen hunner hoogachting en vereering voor den grootsten en eerbiedwaardigsten aller souvereinen. De geheele katholieke wereld heeft den blanken Grijsaard van het Vaticaan haar kinderlijke hulde gebracht in allerlei, vaak treffende vormen. Scheeps- en treinladingen geschenken zijn te Rome aangekomen uit alle windstreken: producten des lands, kunst- en gebruiksvoorwerpen van allerlei aard. Vrome vereenigingen, congregaties en particulieren, afzonderlijk of in samenwerking, hebben er prijs op gesteld, den H. Vader op zijn heuglijken jaardag te gedenken en hem de gelegenheid te verschaffen, van de geschonken schatten met milde hand uit te deelen aan de missiën, arme parochiën en behoeftige kloostergemeenten. Al die geschenken, welke de bontste verscheidenheid opleveren, zijn in de reusachtige zaal der Aardrijkskundige Kaarten uitgestald, en de lezers zullen ongetwijfeld met belangstelling het hoekje opnemen, dat op onze afbeelding is weergegeven. Op den voorgrond ziet men een kostbare albasten vaas en verder een groote achthoekige kast met glazen overhuiving, waaronder allerlei godsdienstige voorwerpen zijn tentoongesteld. Deze expositie zal stellig heelwat bekijks hebben van de tienduizenden pelgrims, die in dit jubeljaar een bezoek zullen brengen aan het Vaticaan, de residentie van ons aller Vader en Koning. | |
Koning Alfred de Groote van Engeland. -Den 28en October van het vorig jaar was het duizend jaar geleden, dat koning Alfred de Groote van Engeland, groot koning, dapper veldheer en wijs regent, overleed. Een zijner voorgangers, koning Egbert van Wessex, had de zeven Angelsaksische staten tot één rijk vereenigd, maar Alfred was de eerste, die Engeland tot een machtigen staat ontwikkelde en het bevrijdde van de telkens herhaalde strooptochten der DenenGa naar voetnoot1). Hiervoor had hij tot tweemaal toe een langdurigen strijd te voeren. In het eerst was deze voor de Angelsaksers ongelukkig. Als harpenaar vermomd, drong nu de koning in de legerplaats der Denen door en nam de gesteldheid van het kamp, de sterkte van den vijand en zijn krijgstoerustingen op. Daarna viel hij de Denen aan en bracht hun een geduchte nederlaag toe. Jarenlang genoot Engeland nu rust, maar koning Alfred, den aard der Denen kennend, wist dat hij niet op een duurzamen vrede kon rekenen en bereidde zich tot een nieuwen strijd voor, vooral door het bouwen eener machtige vloot. Om deze te bemannen riep Alfred zijn stamgenooten van het vasteland, flinke, in den strijd geoefende Saksers en Friezen, naar zijn rijk. In het jaar 893 landden, nadat koning Arnulf van Duitschland den noordschen zeeschuimers aan de Dijle en graaf Odo van Parijs hun in Frankrijk een zware nederlaag had toegebracht, 330 Deensche schepen aan de kust van Kent. Drie jaar duurde de strijd, maar ten slotte gelukte het koning Alfred hun bij Farnham in Surrey een beslissende nederlaag toe te brengen, en gedurende het overige zijner regeering werd zijn land niet meer door de zeeroovers verontrust. Nog grooter verdiensten dan door zijn overwinningen verwierf de koning zich voor zijn volk door zijn bescherming van het recht en zijn bevordering van nijverheid, kunst en wetenschap. Hij verdeelde de groote gewesten in shires of graafschappen, die onder het bestuur van thanes of earls werden gesteld, en de shires wederom in deelen en onderdeelen. De eigenerfden dier deelen spraken tevens recht, en deze inrichting is de grondslag geworden der rechtspraak door gezworenen. De koning regeerde niet met onbeperkte macht. Hij was verplicht, zoo dikwijls dit noodig was, het Witenagemot, de vergadering der wijze mannen, bijeen te roepen, dat uit de geestelijken, de earls en thanes bestond, terwijl ook meer dan één laag geboren vrije man daarin zitting had. Deze vergadering was bij de Engelschen wat de volksvergadering bij de oude Duitschers was. Zij vaardigde de wetten uit en besliste over oorlog en vrede. Was Alfred een uitstekend staatsman, veldheer en wetgever, niet minder gunstig onderscheidde hij zich door zijn pogingen, om de kennis der Angelsaksische taal en de ontwikkeling van zijn volk te bevorderen. Met alle geleerden verkeerde hij, als een andere Karel de Groote, op den meest vriendschappelijken voet, en zelf legde hij zich met de borst op de studie toe. Op zijn zes-en-dertigste jaar leerde hij de Latijnsche taal nog zoo grondig, dat hij daaruit een aantal werken in het Angelsaksisch vertaalde, o.a. de ‘Vertroosting der wijsbegeerte’ van Boëthius. Sedert zijn jongelingsjaren lijdend aan een ziekte, waartegen al de kunst zijner geneesheeren machteloos bleek, overleed Alfred in 901, nog geen twee en vijftig jaar oud. Den eerenaam den Groote is hij meer waardig dan zoo menig veroveraar, die hem door bloedige daden heeft bevlekt. | |
Een overstrooming in Noord-Duitschland. -We behoeven niet naar den naam van den schilder te zoeken, om bij den eersten aanblik der afbeelding overtuigd te zijn, dat het hier voorgestelde drama in Duitschland speelt. De man, die zijn best doet om het hem ontsnapte bootje weer te bereiken, is zoo'n echte type van een Duitscher, dat wel niemand zich in de vaststelling van zijn identiteit vergissen kan. De geschiedenis, welke de afbeelding weergeeft, is zoo eenvoudig mogelijk. Duin of dijk, die het laag gelegen land tegen het water moet beschutten, is onder den aandrang van dit machtige element plotseling bezweken, en de bewoners hebben inderhaast hun bescheiden have in hun bootjes geladen, om tijdelijk elders een onderkomen te zoeken. Wie in ons land ooit zoo'n overstrooming hebben meegemaakt, weten wat het zeggen wil, voor den waterwolf de wijk te moeten nemen. Zij, wien dat ongeluk nooit overkwam, kunnen er zich maar bij benadering een voorstelling van maken, alsmede van de miserie en ontbering, die zoo'n gedwongen verhuizing oplevert. Aan de kusten van de Oostzee met haar vele haffen komen dergelijke overstroomingen vaak voor. En al gaat het hier niet aan, te zeggen dat men er aan went, toch zijn ze voor de bevolking daar niet zoo schrikwekkend als ze zijn zouden voor menschen, die niet veel meer water zien dan de stille vliet en het kabbelende beekje in hun nabuurschap. |
|