Allerlei.
Een handig goochelaar. -
Een vereeniging van goede Beiersche burgers, in een dorpje aan de oevers der Auwerzee, vermaakte zich met het kegelspel. Men speelde om eenige ganzen, en ieder deed zijn best.
Daar kwam een wielrijder voorbij, sprong van zijn ijzeren paard, sloeg het spel gade, verkocht wat grappen, die de spelers deden lachen, mengde zich ten slotte in het spel en won twee ganzen.
Hij gaf aan den kastelein bevel ze aanstonds te braden, daar hij ze met al de spelers gezamenlijk wilde oppeuzelen. Men vond dit mooi, aardig, men juichte den wielrijder toe en noemde hem een aardigen vent.
Toen hij op zijn fiets sprong en allerlei behendige toeren uitvoerde, had hij ieders sympathie gewonnen. Maar hij wilde het daar niet bij laten. Hij deelde mee, dat hij een goocheltoer zou ten beste geven. De toejuichingen verdubbelden.
Hij stelde zijn toehoorders voor de herberg op en vroeg een hoed. Daarna verzocht hij dat men daarin de horloges, de portemonnaies, de juweelen, gouden en zilveren ringen, pennemessen en sleutels zou leggen. Hij schudde dit alles zorgvuldig door elkaar en bracht den hoed tweehonderd meter van daar, op zijn rijwiel.
Men zag hem allerlei geheimzinnige gebaren en handelingen verrichten, 't was echt! Daarna meldde hij, dat de goocheltoer zou beginnen.
Inderdaad, hij besteeg zijn tweewieler, peddelde vooruit, kwam in volle vaart voorbij de toeschouwers, en schudde, zonder zijn vaart te verminderen, den tooverhoed over hen leeg.
De hoed was met zand gevuld, dat te midden der menigte viel, die luide toejuichte en lachte. Dat was een sterk stuk! Toen de toeschouwers een weinig bedaard waren, zochten zij naar den handigen goochelaar. Maar deze had zoo hard doorgetrapt, dat hij uit het gezicht was verdwenen. Hij had zich zelf weggegoocheld en de kostbaarheden met hem. Men liep naar de plaats, waar hij zijn goocheltoer voorbereid had. Men vond niets dan de sleutels en de pennemesjes, die hij versmaad had mee te nemen. Bovendien vond men een brief, waarin hij zijn medegasten lakonisch aanried, de ganzen zonder hem op te eten.
De Oostenrijksche Touring-Club vertelt deze anekdote, om de kegelspelers te waarschuwen, zich niet door wielrijders bij den neus te laten nemen.