Kijkjes in Amsterdam.
't Is een algemeene klacht, dat het karakteristieke der groote steden meer en meer verdwijnt. Allengs verliezen zij haar eigenaardigheid, haar bijzonder kenmerk, haar cachet, en meer en meer gaan zij gelijken op elkaar.
Oude steden, die ten gevolge van den snellen aanwas harer bevolking nieuwe terreinen hebben bebouwd, ziet men verjongd door breede, moderne, rechte straten en boulevards van een meer of minder fraai aspect, maar die veelal den bezoeker geen nieuwen indruk geven en die de bekoorlijkheid missen van het oorspronkelijke, het nog niet geziene.
Typische geveltjes zijn zeldzaam. Die in een moderne of gemoderniseerde stad de aandacht trekken, doen het gewoonlijk meer door het grillige dan wel door het fraaie of eigenaardige van hun stijl; in ieder geval missen zij den eerbiedwaardigen stempel, waar de eeuwen de bewaarders van zijn. Zij hebben geen geschiedenis, zij hebben het leven van een volk niet meegeleefd, zij spreken niet van vergane geslachten, waarvan zij de traditie hebben voort te zetten of te bewaren. De meeste moderne gebouwen in onze moderne steden missen alle karakter, ofwel zij vertoonen een karakter geheel anders dan de geest, die spreekt uit de geschiedbladen en oude gebouwen der plaats, op wier bodem zij zijn ontloken als vreemde bloemen, ontkiemd uit het zaad van gelijkvormigheid, conventie, mode of hoe men het noemen wil, dat meevliegt in de zuiging der sneltreinen en neergeworpen wordt langs de lijnen van het wereldverkeer.
Hoe meer echter de moderne geest terrein verovert in onze steden, des te grooter wordt de eerbied voor de overgebleven oude, eigen-aardige stadshoekjes, en met des te meer belangstelling worden zij bezien en bewonderd.
gezicht uit Amsterdam: In de Jodenbuurt.
Verklaarbaar is het dan ook, dat de toerist (bedoeld is niet de ‘plezier’-reiziger), die in de groote steden overal hetzelfde ziet en verzadigd is van haar eentonigheid, bij voorkeur zijn aandacht wijdt aan het oude, aan het van-eeuwen-her.
Begrijpelijk is het, dat hij vóór alles belangstellend is, kennis te maken met die steden, die haar eigenaardig karakter het best hebben bewaard, die in haar uiterlijk het zuiverst den volksgeest en de volksgeschiedenis weergeven.
Onder de steden, die onder dàt opzicht aandacht verdienen, bekleedt Amsterdam nog altijd een zeer voorname plaats.
Brussel moge men vergelijken met Parijs, men moge het zelfs Klein Parijs noemen, wat vanwege de naäperij in het klein volstrekt geen eeretitel is; men moge zijn boulevards gedeeltelijk in Antwerpen terugvinden, en de Ringe te Keulen en de nieuwe stadsgedeelten van Aken onverschillig bedrentelen, omdat men ze al elders gezien heeft - maar Amsterdam blijft Amsterdam en blijft juist door zijn eigenaardigheid, door het oude, dat in den tegenwoordigen tijd als iets nieuws geldt, een groote attractie voor den vreemdeling.
Niet dat er niet heel wat banaals te vinden is - ook Amsterdam heeft zijn nieuwere stadsgedeelten - maar onze hoofdstad aan het IJ is meer dan eenige andere stad rijk aan typische stadsgezichten en eigenaardige bijzonderheden.
Mooie gezichtspunten leveren de breede grachten met de voorname patricische huizen in overvloed op; en de drukte aan de haven is altijd een belangwekkend schouwspel.
Een merkwaardigheid voor den vreemdeling blijft ook nog steeds de Jodenbuurt, die den naam van Amsterdamsche rommelkamer ten volle verdient. Nergens, zelfs niet in de Frankforter Jodenstraat, ziet men het leven der kinderen Israëls zoo in zijn volle fleur als in het Amsterdamsche Jodenkwartier. Dat men zijn reuk- en gehoorzenuwen thuis moet laten als men er een bezoek brengt, spreekt vanzelf. 't Is een geraas en geschreeuw van venters, die hun waren te koop aanbieden, een ratelen van handkarren, een gejank van honden, gekijf van vrouwen en gehuil van kinderen, dat hooren en zien vergaat. En tusschen de enge straten met de hooge topgevels hangt de liefelijke geur van allerhande groenten en fruit van de handkarren, van waschgoed, dat aan lijnen te drogen hangt, en van de opeenhooping van menschen in de modderige straten. Hier en daar waait den wandelaar een verkwikkende walm tegen uit den donkeren winkel van een oudekleerkoop, van een hoop koolstronken, die in een hoek liggen te rotten, en uit een open raam vangt men de geuren op van de hemel weet welk een diner, dat daarbinnen op een stinkende petroleumpit wordt klaargemaakt.
En alles woelt en krioelt door elkander in een vreeselijke herrie, schacherend en schreeuwend. Aanvankelijk meent men wel, dat er overal de hevigste ruzie is, waar moord en doodslag uit volgen zal; maar spoedig bemerkt men, dat de menschen, die zoo tegen elkaar te keer gaan, gewoon aan het loven en bieden zijn en men neemt er verder geen notitie van.
Onze gravures geven een paar aardige kiekjes van het oude Amsterdam: een meer deftige straat in de Jodenbuurt en een typisch achtergrachtje, waar menig Amsterdammer stellig nog nooit den voet heeft gezet.
Merkwaardig is ook een kijkje in den Jordaan met zijn talrijke bruggen en woelige bevolking, die nergens grooter belang in schijnt te stellen dan in oploopjes. Een baliekluiver, die over de leuning van een brug kringetjes in 't water staat te spuwen, een in 't water gewaaide pet zijn soms genoeg om een volksoploop te veroorzaken. Wat de oorzaak is van het oploopje op onze gravure, is niet na te speuren; waarschijnlijk had het geen oorzaak, zooals in negen van de tien keeren het geval is.
F.C.